ECLI:NL:CBB:2024:792
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten in samenhangende bestuurszaken met betrekking tot subsidie COVID-19
In deze uitspraak van 5 november 2024 veroordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven de minister van Economische Zaken tot vergoeding van de proceskosten in beroep. Dit besluit is genomen omdat de minister aan de onderneming, [naam] V.O.F., tegemoet is gekomen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, aangezien het College over voldoende informatie beschikte om tot een beslissing te komen. De relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die hierbij zijn toegepast zijn artikel 8:54 en artikel 8:75a.
De onderneming had op 13 augustus 2024 haar beroep ingetrokken, met het verzoek om de minister in de proceskosten te veroordelen. Dit verzoek was gebaseerd op een eerdere brief van de minister waarin een herzieningsbesluit werd aangekondigd, dat leidde tot een hogere subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. Het College constateert dat deze beroepszaak samenhangt met nog 30 andere beroepszaken, wat aanleiding geeft om de proceskosten te berekenen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Het College stelt de proceskosten vast op een totaalbedrag van € 3.100,-, wat neerkomt op € 100,- per beroepszaak. Dit bedrag is vastgesteld in overeenstemming met de regels van het Bpb, waarbij rekening is gehouden met de samenhang van de zaken. De kosten die in bezwaar zijn gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de onderneming hierom niet tijdig heeft verzocht. De verplichting voor de minister om het griffierecht van € 365,- te vergoeden, is ook vermeld, voortvloeiend uit artikel 8:41 van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.