ECLI:NL:CBB:2024:785

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
22/910
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep na ontbinding onderneming

In de uitspraak van 5 november 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven geoordeeld over de ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door [naam 1] B.V. tegen een besluit van de Kamer van Koophandel (KvK). De zaak, geregistreerd onder nummer 22/910, betreft de ontbinding van de onderneming op 31 december 2023, zoals vastgesteld in het handelsregister. De ontbinding vond plaats door een besluit van de algemene vergadering, en op het moment van ontbinding waren er geen bekende baten meer aanwezig. De onderneming is per 24 januari 2024 uit het handelsregister geschrapt.

Het College heeft vastgesteld dat, aangezien de onderneming na de ontbinding niet meer heeft voortbestaan, het belang bij de voortzetting van het beroep is komen te vervallen. Dit betekent dat het College het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld en het heeft verklaard als niet-ontvankelijk. De KvK is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de gevolgen van de ontbinding van een onderneming voor de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen besluiten van de KvK.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. H.O. Kerkmeester, mr. H. van den Heuvel en mr. P. Fortuin, met mr. H. Caglayankaya als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 22/910

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats 1] (onderneming)

(gemachtigde: [naam 2] )
en

Kamer van Koophandel (KvK)

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende)

Procesverloop

Met de e-mail van 6 september 2021 heeft de KvK meegedeeld de opgave van [naam 2] tot zijn registratie als uiteindelijk belanghebbende (ook wel: UBO) van de onderneming niet te kunnen verwerken, omdat een kopie van de achterzijde van het identiteitsbewijs ontbreekt.
[naam 2] heeft zich in verband met een nieuwe opgave op 23 maart 2022 ten kantore van de KvK gelegitimeerd. Met het besluit van 4 april 2022 heeft de KvK [naam 2] als UBO van de onderneming ingeschreven.
Met het besluit van 15 april 2022 (bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar van de onderneming tegen de weigering om [naam 2] in verband met zijn aanvankelijke opgave als UBO te registreren, ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De KvK heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 26 juni 2024. Aan de zitting heeft de gemachtigde van de KvK deelgenomen. Het College heeft het onderzoek na afloop van de zitting gesloten.
Het College heeft het onderzoek naar aanleiding van de door de KvK op 27 juni 2024 ingediende nieuwe stukken heropend en de vereffenaar van de onderneming, [naam 3] B.V., in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. [naam 3] B.V. heeft op de desbetreffende stukken gereageerd.
Geen van de partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het College heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het College stelt vast dat uit het handelsregister van de KvK blijkt dat de onderneming op 31 december 2023 is ontbonden door een besluit van de algemene vergadering als bedoeld in artikel 2:19, eerste lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook blijkt uit het handelsregister dat op het tijdstip van de ontbinding geen bekende baten meer bij de onderneming aanwezig waren en dat de onderneming per 24 januari 2024 uit het desbetreffende register is uitgeschreven.
2 Aangezien de onderneming op het tijdstip van ontbinding geen baten meer had, is de onderneming ingevolge artikel 2:19, vierde lid, van het BW op dat moment opgehouden te bestaan. Niet gebleken is dat een verzoek tot heropening van de vereffening op grond van artikel 2:23c, eerste lid, van het BW is gedaan, ook niet in verband met de onderhavige procedure. Omdat de onderneming na de ontbinding niet meer is blijven voortbestaan, is het belang bij de voortzetting van het beroep komen te vervallen. Het College zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat het College het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
Slotsom
3 Het beroep is niet-ontvankelijk. De KvK hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H. van den Heuvel en mr. P. Fortuin, in aanwezigheid van mr. H. Caglayankaya, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. H. Caglayankaya