ECLI:NL:CBB:2024:783

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
22/1716
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van inschrijving bestuurder in het handelsregister en de rol van de Kamer van Koophandel

In deze zaak heeft de holding, aangeduid als [naam 1] B.V., verzocht om ambtshalve rectificatie van haar inschrijving als bestuurder van [naam 3] B.V. in het handelsregister. De inschrijving vond plaats op 2 maart 2012, maar de holding stelt dat zij nooit daadwerkelijk bestuurder is geweest. De Kamer van Koophandel (KvK) heeft het verzoek tot rectificatie afgewezen, omdat er geen duidelijke onjuistheid in de inschrijving kon worden vastgesteld. De holding heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

De procedure begon met een besluit van de KvK op 30 juni 2022, waarin het verzoek tot rectificatie werd geweigerd. Dit werd bevestigd in een bestreden besluit op 12 september 2022, waartegen de holding in beroep ging. Tijdens de zitting op 24 september 2024 werd de zaak besproken, waarbij de gemachtigden van de holding aanwezig waren. De holding voerde aan dat de inschrijving onjuist was en dat de KvK nader onderzoek had moeten doen naar de benoeming van de holding als bestuurder.

Het College oordeelde dat de KvK op goede gronden had besloten de inschrijving te handhaven. De inschrijving was correct en er was geen gerede twijfel over de juistheid van de gegevens. De holding had niet voldoende bewijs geleverd dat de inschrijving onjuist was. Het College benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de gegevens bij de opgaveplichtige ligt en dat de KvK niet verplicht is om alle mogelijke onjuistheden te onderzoeken. De conclusie was dat het beroep van de holding ongegrond was en dat de KvK de inschrijving niet hoefde te rectificeren.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1716

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 november 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de holding)

(gemachtigde: mr. A.L. van den Bergh)
en

de Kamer van Koophandel (KvK)

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende)

Procesverloop

Met het besluit van 30 juni 2022 (het weigeringsbesluit) heeft de KvK het verzoek van de holding tot ambtshalve rectificatie van het besluit waarbij de holding is ingeschreven als bestuurder van [naam 3] B.V. afgewezen.
Met het besluit van 12 september 2022 (het bestreden besluit) heeft de KvK het bezwaar tegen de afwijzing een (ambtshalve) besluit tot wijziging te nemen ongegrond verklaard.
De holding heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De KvK heeft een verweerschrift ingediend.
De holding heeft nadere stukken ingezonden.
De zitting was op 24 september 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 2] en de gemachtigde van de holding.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1 Op 2 maart 2012 is het toetreden van de holding als bestuurder van [naam 3] B.V. per 22 februari 2012 ingeschreven in het handelsregister. Namens de holding is het inschrijvingsformulier getekend door de heer [naam 2] . Tegen de inschrijving is geen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft nog een tweetal inschrijvingen door of namens de holding plaatsgevonden (op 16 maart 2012 en op 16 juli 2012). Op 27 maart 2018 is [naam 3] B.V. failliet verklaard. Op 2 juni 2022 verzoekt de holding de KvK een ambtshalve besluit te nemen tot uitschrijving van de holding als bestuurder van [naam 3] B.V. met terugwerkende kracht tot 22 februari 2012.
2.1
De KvK heeft geen aanleiding gezien de inschrijving van de holding als bestuurder van [naam 3] B.V. ongedaan te maken, omdat op grond van de overgelegde stukken voor haar niet alsnog voldoende duidelijk is dat de inschrijving onjuist is.
2.2
De holding stelt dat zij nooit bestuurder is geweest, maar dat haar bestuurder [naam 2] werkzaamheden heeft verricht voor [naam 3] B.V. middels een andere B.V., te weten [naam 4] B.V. ( [naam 4] ). De heer Geenen tekende een blanco formulier en was in de veronderstelling dat hierop [naam 4] zou worden ingevuld als bestuurder van [naam 3] B.V. en niet de holding. Er is volgens de holding dan ook sprake van dwaling. Bovendien had de KvK nader onderzoek moeten doen of er wel een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) over de benoeming van de holding als bestuurder was genomen.
Wettelijk kader
3 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
4.1
De inschrijving van 2 maart 2012 van de holding als bestuurder is ingevuld en getekend door een daartoe bevoegd persoon. Tegen deze inschrijving is destijds geen bezwaar gemaakt. In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of de KvK op goede gronden de registratie van de holding als bestuurder van [naam 3] B.V. heeft gehandhaafd. In artikel 38, eerste lid, van de Handelregisterwet 2007 (Hrw 2007), in samenhang met de artikelen 33 tot en met 36 van de Hrw 2007, staat dat de KvK, als hij gerede twijfel heeft over de juistheid van authentieke gegevens, in het handelsregister opgenomen gegevens in onderzoek kan nemen en deze eventueel kan wijzigen. Volgens de rechtspraak van het College (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 maart 2022, ECLI:NL:CBB:2022:111) vormt gerede twijfel aan de juistheid van in het handelsregister opgenomen gegevens voldoende aanleiding om gegevens met overeenkomstige toepassing van de artikelen 33 tot en met 36 van de Hrw 2007 in onderzoek te nemen. In het onderhavige geval is niet gerede twijfel bij de KvK, maar het verzoek van de holding aanleiding geweest voor het in onderzoek nemen van de in het handelsregister opgenomen gegevens. Ook dan moet, nadat dit onderzoek is afgerond, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende duidelijkheid omtrent de onjuistheid van deze gegevens bestaan, voordat tot wijziging of doorhaling ervan kan worden overgegaan (zie de uitspraak van 5 december 2017, ECLI:NL:CBB:2017:478).
4.2
Ter zitting heeft de holding bepleit dat het College een ruimere onderzoeksplicht voor de KvK aanneemt dan het in zijn eerdere rechtspraak heeft gedaan. Het College ziet hiertoe geen aanleiding. In de uitspraak van 5 december 2017, die eveneens betrekking had op een verzoek tot toepassing van artikel 38, eerste lid, van de Hrw 2007, heeft het College in dit verband verwezen naar hetgeen over de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de KvK is vermeld in de Nota van Toelichting (Staatsblad 2008, 240) bij artikel 4 van het Handelsregisterbesluit 2008. De verantwoordelijkheid voor de juistheid van de gegevens ligt bij degene die opgaveplichtig is. De KvK is daarvan afhankelijk en mag tot op zekere hoogte ook uitgaan van de juistheid van de opgave. Een onderzoek van de KvK houdt niet in dat op alle mogelijke onjuistheden wordt gecontroleerd; daartoe ontbreekt de mankracht en het zou ook een ongewenste verzwaring van de administratieve lasten met zich meebrengen. Daarnaast heeft het College benadrukt dat het onderzoek door de KvK een inschatting omvat van de civielrechtelijke feiten, maar dat een definitief oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 februari 2021, ECLI:NL:CBB:2021:201, overweging 4.4).
4.3
De holding heeft aangevoerd dat zij door de curator in het faillissement van [naam 3] B.V. als bestuurder aansprakelijk is gesteld en dat daarin haar belang bij rectificatie is gelegen. Zoals ook ter zitting is besproken, is het College in deze procedure echter uitsluitend bevoegd om te beoordelen of de KvK het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen. Deze procedure kan gelet op hetgeen is vermeld in 4.2 in ieder geval niet leiden tot het oplossen van een eventueel civielrechtelijk geschil tussen de holding en de curator.
4.4
Zoals hiervoor is overwogen, gaat het er bij een beslissing op een verzoek om een inschrijving ambtshalve te rectificeren om of voldoende duidelijkheid omtrent de onjuistheid van de gegevens bestaat teneinde tot wijziging of doorhaling ervan te kunnen overgaan. Het College is van oordeel dat de KvK zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat deze duidelijkheid ontbreekt.
4.5
De holding stelt dat in goed vertrouwen een blanco formulier is getekend. Wat hier ook van zij, dit is geen omstandigheid op grond waarvan de KvK tot duidelijkheid omtrent de onjuistheid van de daarin opgenomen gegevens had moeten concluderen. Daar komt bij dat de later door de KvK ontvangen wijzigingen juist de inschrijving van 2 maart 2012 bevestigen, omdat deze ook door de heer Geenen zijn getekend en ook toen namens de holding. Dat de heer Geenen stelt niet te weten namens wie of in welke hoedanigheid hij zou hebben getekend, maakt dit niet anders.
4.6
Voor de stelling dat niet de holding maar [naam 4] op de stukken van de KvK had moeten staan, bieden het dossier en de nadere stukken die zijn ingediend in beroep geen ondersteuning. Uit deze stukken is slechts af te leiden dat [naam 4] werkzaamheden heeft verricht voor [naam 3] B.V., maar daaruit blijkt niet dat [naam 4] de bestuurder was.
4.7
Het College volgt de holding niet in haar betoog dat de KvK een besluit van de AVA van [naam 3] B.V. had moeten opvragen, waaruit de benoeming van de holding als bestuurder blijkt. Gezien hetgeen in 4.2 is uiteengezet over de onderzoeksplicht van de KvK, reikt deze niet zover dat de KvK daartoe had moeten overgaan.
4.8
Het College komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de holding niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de ingeschreven gegevens duidelijk onjuist zijn.
Wat betekent dit voor partijen?
5 De gronden van de holding slagen niet. De KvK hoeft de eerdere inschrijving van de holding als bestuurder niet te rectificeren. Het beroep is ongegrond. De KvK hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H.S.J. Albers en mr. E.J. Daalder, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. C.S. de Waal

Bijlage

Handelsregisterwet 2007
Artikel 38
1. Indien de Kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van authentieke gegevens, zijn de artikelen 33 tot en met 36 van overeenkomstige toepassing.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen niet-authentieke gegevens worden aangewezen waarop het eerste lid van overeenkomstige toepassing is.
3 Op een verzoek als bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de Algemene verordening gegevensbescherming, zijn de artikelen 33 tot en met 36 van overeenkomstige toepassing.
Handelsregisterbesluit 2008
Artikel 4
1. De Kamer onderzoekt of een opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is, en of de opgave juist is, tenzij in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte reeds onderzoek naar gelijkwaardige eisen is verricht en hieruit blijkt dat de opgave aan de eisen voldoet.
2 De Kamer kan bij een onderzoek nadere bewijsstukken vragen.
3 Indien de Kamer ervan overtuigd is dat de opgave is gedaan door iemand die tot het doen ervan bevoegd is en van oordeel is dat de opgave juist is, gaat zij onverwijld over tot inschrijving.
Artikel 5
1. De Kamer weigert om tot inschrijving over te gaan indien zij er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon.
2 De Kamer kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien:
a. de opgave strijdig is met een wettelijk voorschrift, het recht, de openbare orde of de goede zeden;
b. de opgave innerlijk strijdig of onvolledig is;
c. de opgave strijdig is met de reeds over de onderneming of rechtspersoon opgenomen gegevens;
d. de opgave strijdig is met gegevens uit een ander basisregister;
e. de Kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.
3 Indien de Kamer degene die de opgave doet in de gelegenheid heeft gesteld de opgave aan te vullen of te wijzigen, stelt zij indien nodig de opgave weer ter beschikking van degene die de opgave heeft gedaan.