ECLI:NL:CBB:2024:762
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek subsidie COVID-19, afwijzing door minister
In deze zaak heeft een onderneming, aangeduid als [naam 1] B.V., een herzieningsverzoek ingediend met betrekking tot een eerder besluit van de minister van Economische Zaken over de subsidie voor vaste lasten in het kader van de COVID-19-regeling. De onderneming had op basis van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) een aanvraag ingediend voor subsidie voor het eerste kwartaal van 2021. De minister verleende deze subsidie en stelde deze vast in een besluit op 20 december 2022. De onderneming heeft tegen deze vaststelling geen rechtsmiddelen aangewend. Op 13 maart 2023 diende de onderneming een verzoek om herziening in, maar de minister wees dit verzoek af. De reden voor de afwijzing was dat de door de onderneming ingediende suppletie-aangifte geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid opleverde, zoals vereist volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De onderneming was het niet eens met deze afwijzing en ging in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Het College heeft het beroep ongegrond verklaard. Het oordeelde dat de minister terecht het herzieningsverzoek had afgewezen. De minister had bij het vaststellingsbesluit mogen uitgaan van de gegevens van de Belastingdienst en de suppletie-aangifte die na de vaststelling was ingediend, vormde geen nieuw feit of veranderde omstandigheid. Het College benadrukte dat de onderneming de mogelijkheid had om rechtsmiddelen in te stellen tegen het vaststellingsbesluit, maar dit niet had gedaan. De afwijzing van het herzieningsverzoek was dus gerechtvaardigd en niet evident onredelijk. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer op 1 oktober 2024.