ECLI:NL:CBB:2024:761

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
23/897 en 23/898
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvragen COVID-19 door College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Op 1 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 23/897 en 23/898. De zaak betreft de afwijzing van subsidieaanvragen door de minister van Economische Zaken op grond van de regeling voor vaste lasten financiering COVID-19. De aanvragen waren ingediend door [naam 1] B.V. voor de kwartalen Q3 2021 en Q1 2022, maar zijn afgewezen omdat ze buiten de aanvraagperioden zijn ingediend. De onderneming was van mening dat de afwijzingen onevenredig waren en dat er bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing onredelijk maakten.

Het College heeft echter geoordeeld dat de afwijzingen niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. De onderneming had de mogelijkheid om binnen de aanvraagperioden haar aanvragen in te dienen. Het feit dat de onderneming het indienen van de aanvragen heeft uitbesteed aan een extern bureau, dat de aanvragen kennelijk te laat heeft ingediend, wordt niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd. Het College heeft eerder geoordeeld dat dergelijke situaties voor rekening en risico van de onderneming komen. De beslissing van de minister om de aanvragen af te wijzen is derhalve gehandhaafd en de beroepen zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/897 en 23/898
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2024

Rechter: mr. B. Bastein

Griffier: mr. P.M. Beishuizen

Partijen

[naam 1] B.V.te [plaats] (onderneming) waarvoor aanwezig is [naam 2]
en
de minister van Economische Zakenvertegenwoordigd door mr. A.M.D. Dijkstra en mr. S. Piron

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft de aanvragen van de onderneming voor subsidie op grond van de TVL voor de kwartalen Q3 2021 en Q1 2022 afgewezen. De onderneming heeft de aanvragen namelijk buiten de aanvraagperioden ingediend. De onderneming is het niet eens met de afwijzingen. Volgens de onderneming zijn de afwijzingen onevenredig.
2 Het College geeft de onderneming geen gelijk. In dit geval is het afwijzen van de aanvragen niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat de afwijzingen van de aanvragen onredelijk bezwarend zijn voor de onderneming. De onderneming had namelijk binnen de aanvraagperiode aanvragen kunnen indienen. Dat zij het doen van aanvragen heeft uitbesteed aan een extern bureau, dat kennelijk de aanvragen niet tijdig heeft ingediend, is geen bijzondere omstandigheid. Het College heeft al eerder geoordeeld (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van 26 maart 2024 ECLI:NL:CBB:2024:217) dat dit voor rekening en risico van de onderneming komt.
w.g. B. Bastein w.g. P.M. Beishuizen