ECLI:NL:CBB:2024:755
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door de minister wegens te late indiening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken. De minister had op 16 januari 2023 de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 afgewezen, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend. De onderneming had de aanvraag pas op 12 januari 2023 ingediend, ruim tien maanden na de deadline van 31 maart 2022. De minister verklaarde het bezwaar van de onderneming ongegrond in een besluit van 16 februari 2023, waarna de onderneming beroep instelde.
Tijdens de zitting op 30 september 2024 heeft de onderneming haar standpunt toegelicht, waarbij ook de persoonlijke omstandigheden van [naam 2] aan de orde kwamen, die te maken hadden met gezondheidsproblemen en een echtscheiding. Het College heeft echter geoordeeld dat, ondanks deze omstandigheden, de aanvraagtermijn strikt moet worden nageleefd. De wetgeving rondom de TVL biedt geen ruimte voor afwijkingen van de termijn, en de minister is niet verplicht om ondernemers persoonlijk te informeren over wijzigingen in de regeling.
Het College concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen op basis van de geldende wetgeving, en dat het beroep van de onderneming ongegrond is. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de strikte naleving van de regels die zijn vastgesteld in de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19.