ECLI:NL:CBB:2024:749

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
21/1121 en 23/1079
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing voor circusdieren en proceskostenveroordeling

Op 29 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken van Stichting Animal Rights en Stichting Bite Back tegen de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister had een ontheffing verleend voor het houden van een zebra in een circus, maar beide stichtingen hebben hiertegen beroep ingesteld. Het College heeft de beroepen gegrond verklaard, omdat de minister niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de ontheffing. De minister had eerder in een tussenuitspraak de opdracht gekregen om de gebreken in zijn besluiten te herstellen, maar heeft dit nagelaten. Het College heeft vastgesteld dat de minister niet heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht en heeft het ontheffingsbesluit herroepen. Hierdoor is het de familie [naam 1] niet langer toegestaan om de circusdieren te vervoeren voor optredens. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de stichtingen, die in totaal € 4.497,- bedragen, evenals de griffierechten van € 360,- per stichting.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/1121 en 23/1079

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaken tussen

1. Stichting Animal Rightste Den Haag,
2. Stichting Bite Backte Utrecht,
(gemachtigde: mr. M. van Duijn),
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooijman).
met als derde partij [naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] te [plaats]

Procesverloop

Met de tussenuitspraak van 20 februari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:120) heeft het College de minister opgedragen binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak het gebrek in de bestreden besluiten van 17 november 2021 (bestreden besluit 1) en 26 oktober 2021 (bestreden besluit 2) te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.
Met de brief van 15 mei 2024 heeft de minister het College bericht dat de ontheffinghouder gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid zich uit te laten over de gevolgen van de tussenuitspraak en dat het nog maximaal twee weken zal duren voor een nieuwe beslissing wordt genomen.
Bij brief van 11 juni 2024 heeft de minister het College bericht dat het bestreden besluit binnen vier weken nader zal worden gemotiveerd of zal worden ingetrokken.
Bij brieven van laatstelijk 15 juli 2024 heeft de gemachtigde van Animal Rights en Bite Back gevraagd naar de stand van zaken.
Vervolgens heeft het College het onderzoek op 1 augustus 2024 gesloten.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Voor de voorgeschiedenis en de achtergrond van het geschil en voor de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen verwijst het College naar de tussenuitspraak.
Tussenuitspraak
2 Het College heeft in de tussenuitspraak, voor zover van belang, het volgende overwogen.
“Zaaknummer 21/1121 (het beroep van Animal Rights tegen bestreden besluit 1)
2.1
De minister heeft het bezwaar van Animal Rights tegen het ontheffingsbesluit nietontvankelijk verklaard omdat de gronden niet tijdig zouden zijn ingediend. In beroep heeft de minister erkend dat hij dit ten onrechte heeft gedaan, omdat de gronden bij nader inzien wel tijdig zijn ingediend.
2.2
Gelet hierop, is het bestreden besluit 1 in strijd met de artikelen 6:5, eerste lid, onder d, en 6:6, aanhef en onder a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en kleeft daaraan dus een gebrek. Dit beroep is daarom gegrond. Aan het slot van de uitspraak zal het College ingaan op de gevolgen daarvan voor dit beroep.
Zaaknummer 23/1079 (het beroep van Bite Back en Animal Rights tegen bestreden besluit 2)
(…)
4.6
Het is aan de minister om, aan de hand van de bij de aanvraag aangeleverde informatie en zo nodig op grond van nader (eigen) onderzoek, te onderbouwen dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat het belang van [naam 3] zich niet tegen ontheffingverlening verzet. Naar het oordeel van het College is de minister hierin niet geslaagd. De minister is kennelijk slechts afgegaan op de informatie in de ontheffingsaanvraag van [naam 1] , waarin zonder nadere toelichting of onderbouwing is gesteld dat een ontheffing in het belang van [naam 3] is. Uit de stukken blijkt niet dat de minister enig onderzoek heeft laten doen door een ter zake deskundige naar de vraag of het belang van [naam 3] zich verzet tegen ontheffingverlening. Ter zitting heeft de minister daarvoor evenmin een nadere onderbouwing gegeven; hij heeft bevestigd dat hiervoor vooralsnog ook verder geen onderbouwing voorhanden is. Het College stelt vast dat de enige nadere informatie over zebra [naam 3] die wel in het dossier is te vinden, juist aanknopingspunten geeft voor de veronderstelling dat er mogelijk geschikte opvang voor [naam 3] zou bestaan bij Zonnegloed in België. De ontheffingverlening lijkt, in elk geval mede, te zijn ingegeven door de politieke wens van de minister om de door de Tweede Kamer op 1 december 2020 aangenomen moties Graus (TK 2020-2021, 35 570 XIV, nr. 18) en Van Martels en Van Helvert (TK 2020-2021, 35 570 XIV nr. 37) uit te willen voeren. In deze moties werd de regering gevraagd ervoor te zorgen dat [naam 4] , de circusolifant van de familie [naam 1] , bij de circusfamilie kon blijven. De minister heeft vervolgens, zo blijkt uit de stukken, aan de hand van een ambtelijke notitie gekozen voor de optie waarbij zowel voor [naam 4] als [naam 3] op aanvraag van [naam 1] een ontheffing wordt verleend. In deze ambtelijke notitie is voor de ontheffingverlening echter evenmin een onderbouwing te vinden. Daarin wordt integendeel juist de vraag opgeworpen of die onderbouwing wel kan worden gegeven.
5 Gelet op het voorgaande is het College van oordeel dat het besluit 2 niet met de op grond van artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is genomen en tevens een deugdelijke motivering mist, zoals is vereist op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Aan het bestreden besluit 2 kleeft dus eveneens een gebrek en ook dit beroep is gegrond.
Gelegenheid tot herstel van het gebrek of nieuw besluit
6.1
In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil zal het College de minister opdragen het gebrek in de bestreden besluiten 1 en 2 te herstellen dan wel een nieuw besluit te nemen. Desgewenst kan de minister in beide beroepsprocedures volstaan met één nieuw besluit. De minister dient daarbij in acht te nemen wat in deze tussenuitspraak is overwogen. Zo nodig dient hij de familie [naam 1] , als belanghebbende, bij de verdere besluitvorming te betrekken.”
Oordeel van het College
3 Het College stelt vast dat de minister de gebreken niet heeft hersteld, noch nieuwe besluiten heeft genomen. Reeds daarom zijn de beroepen gegrond en zullen de bestreden besluiten worden vernietigd. Het College verwijst naar de overwegingen 2.2 (bestreden besluit 1) en 5 (beide bestreden besluiten) van de tussenuitspraak.
4.1
Met het oog op een finale beslechting van het geschil heeft het College bezien of het zelf in de zaak kan voorzien door het ontheffingsbesluit te herroepen. Naar zijn oordeel is dat het geval. Daartoe overweegt het College als volgt.
4.2
In de tussenuitspraak heeft het College, samengevat, overwogen dat het aan de minister is om te onderbouwen dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat het belang van [naam 4] zich niet tegen ontheffingsverlening verzet, en vervolgens geoordeeld dat de minister hierin niet is geslaagd.
4.3
De minister heeft zijn in bezwaar gehandhaafde ontheffingsbesluit na de tussenuitspraak niet voorzien van een nadere motivering. Met zijn brief van 15 mei 2024 heeft hij uitstel gevraagd. Vervolgens heeft hij met zijn brief van 12 juni 2024 laten weten dat hij (nog) een “ultieme poging” doet om het bestreden besluit alsnog van een dragende motivering te voorzien en dat het bestreden besluit binnen vier weken nader zal worden gemotiveerd, of zal worden ingetrokken. Het College heeft geen nadere motivering van de minister ontvangen, noch een intrekkingsbesluit.
4.4
Uit de brieven van de minister leidt het College af dat het de minister niet is gelukt het ontheffingsbesluit te voorzien van een nadere motivering, ook niet nadat de minister daartoe een laatste poging heeft gedaan. Het College gaat er daarom vanuit dat de minister die nadere motivering ook niet kan geven. Van de zijde van de ontheffinghouder is evenmin een nadere toelichting of onderbouwing gekomen. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden voor ontheffingverlening en dat het ontheffingsbesluit zal moeten worden herroepen. Het College zal dit, zelf in de zaak voorziend, doen.
Conclusie
5.1
Uit het voorgaande volgt dat de beroepen gegrond zijn en de bestreden besluiten 1 en 2 zullen worden vernietigd. Het College verklaart de bezwaren tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond en herroept het ontheffingsbesluit. Dat betekent dat het de familie [naam 1] niet langer is toegestaan om [naam 4] (in Nederland) te vervoeren ten behoeve van een circus of een ander optreden.
5.2
Het College veroordeelt de minister in de door Animal Rights en Bite Back in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 4.497,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beide zaken (2 punten voor het indienen van de bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting; waarde per punt € 624,- en wegingsfactor 1 en 2 punten voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen op de zitting in beroep; waarde per punt € 875,- en wegingsfactor 1). Verder moet de minister de door Animal Rights en Bite Back betaalde griffierechten van ieder € 360,- vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond;
  • herroept het ontheffingsbesluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
  • draagt de minister op de betaalde griffierechten van € 360,- aan Animal Rights en € 360,- aan Bite Back te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van Animal Rights en Bite Back tot een bedrag van € 4.497,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.
w.g. D. Brugman w.g. H.G. Egter van Wissekerke