ECLI:NL:CBB:2024:743

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
22/1441
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van kennisneming in hoger beroep inzake mededingingswet en vertrouwelijke stukken

In deze zaak heeft [naam 4] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2022, waarin de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een verzoek heeft ingediend om beperking van de kennisneming van bepaalde stukken in het hoger beroep. De ACM heeft aangevoerd dat deze stukken vertrouwelijke informatie bevatten die betrekking heeft op ander onderzoek en persoonlijke gegevens. De rechter-commissaris, mr. H.S.J. Albers, heeft op 2 mei 2024 beslist dat de beperking van de kennisneming van de stukken met code D en F gerechtvaardigd is, terwijl de beperking van de kennisneming van het stuk met code C niet gerechtvaardigd is. De rechter-commissaris heeft [naam 4] verzocht om binnen twee weken aan te geven of zij instemt met het College dat uitspraak doet op basis van de vertrouwelijke stukken. Tevens is de ACM opgedragen om een nieuwe versie van het stuk met code C in te dienen. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij belangen van partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1441
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van

[naam 1] B.V.,

[naam 2] B.V. en
[naam 3] B.V., allen te [plaats] , (samen: [naam 4] )
(gemachtigde: mr. M. Kuijper),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2022, kenmerk ROT 20/485, in het geding tussen

[naam 4]

en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM),

(gemachtigde: mr. A.S.M.L. Prompers).

Procesverloop

[naam 4] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:5483).
De ACM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. Het betreft (delen van) de stukken die zijn vermeld op de inventarislijst met een codering in de kolom ‘vertrouwelijk’.
[naam 4] heeft op het verzoek om beperking van de kennisneming gereageerd.

Overwegingen

1. De ACM heeft aan het verzoek om beperking van de kennisneming ten grondslag gelegd dat een deel van de weggelakte stukken betrekking heeft op ander onderzoek van de ACM. Deze grond is nader omschreven onder code D in de ‘standaardtabel motivering vertrouwelijkheid’ die is aangehecht bij het verzoek. Daarnaast bevatten sommige passages informatie van persoonlijke aard. Deze grond is nader omschreven onder code F in de standaardtabel. Tot slot ziet het verzoek op een passage die volgens de ACM informatie bevat over onderzoeks- en toezichtshandelingen van de ACM, zoals omschreven onder code C van de standaardtabel.
2 [naam 4] heeft in haar reactie op het verzoek meegedeeld het niet eens te zijn met de beperking van de kennisneming van de stukken die zijn aangemerkt met code D. Zoals zij ook in haar hogerberoepschrift aanvoert, is [naam 4] van mening dat zij in het kader van haar verdediging recht heeft kennis te nemen van deze stukken, omdat zij aansprakelijk wordt gehouden voor een kartelovertreding van een dochtermaatschappij. In het bijzonder is hierbij volgens [naam 4] het volgende relevant. Het College heeft het verzoek om beperking van de kennisneming van deze stukken in een eerder stadium van deze procedure gerechtvaardigd geacht. Aan die beslissing lag ten grondslag dat de betreffende passages informatie bevatten die relevant zouden zijn voor andere onderzoeken van de ACM. Bij de inhoudelijke behandeling van deze zaak (zie de uitspraak van 14 januari 2020, ECLI:NL:CBB:2020:34) heeft het College echter geoordeeld dat de overtreding die de ACM op het gebied van de opslag van vis in vrieshuizen heeft vastgesteld en aan [naam 4] wil toerekenen, voortkomt uit één alomvattend onderzoek met een ruime onderzoeksomschrijving. Op basis van dit allomvattend onderzoek heeft de ACM niet alleen een overtreding op het gebied van de opslag van vis vastgesteld, maar ook op het gebied van de opslag van sap, zodat onderzoekshandelingen ten aanzien van overtredingen op het gebied van sap ook de vervaltermijn voor een overtreding op het gebied van vis konden stuiten. De ACM heeft zich in de ‘Toelichting onderzoek’ van 8 oktober 2019 tevens op het standpunt gesteld dat er sprake is van één onderzoek. Er kan dus niet langer worden gesproken over ‘andere onderzoeken’ van de ACM. Er is dan ook sprake van één onderzoek en volgens [naam 4] heeft zij recht op en belang bij inzage in alle stukken die van dat onderzoek deel uitmaken.
3.1
Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College mr. H.S.J. Albers opgedragen om als rechter-commissaris deze beslissing te nemen.
3.2
Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat beide partijen beschikken over dezelfde voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan een onbeperkte kennisneming van bepaalde gegevens het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl de ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3.3
Over de stukken met code D constateert de rechter-commissaris dat deze voorwerp zijn van een inhoudelijke discussie tussen partijen in het hoger beroep. Dit geschilpunt zal door de leden van de meervoudige kamer moeten worden beoordeeld en kan zodoende op de zitting aan de orde komen. Om met deze beslissing niet op de inhoudelijke beoordeling van de zaak vooruit te lopen, zal de rechter-commissaris de gevraagde beperking van de kennisneming voor deze stukken daarom vooralsnog toewijzen.
3.4
De passages met code F (in de stukken 1, 26, 65, 86, 93, 94, 106 en 116) bevatten naar het oordeel van de rechter-commissaris informatie van persoonlijke aard. De belangen bij een vertrouwelijke behandeling wegen zwaarder dan een onbeperkte kennisneming ervan. De beperkte kennisneming hiervan is dus gerechtvaardigd.
3.5
Van de passage met code C (in stuk 62) valt naar het oordeel van de rechter-commissaris niet in te zien wat het zwaarwegende belang voor een beperking van de kennisneming is. Mede gezien het ruime tijdsverloop sinds de dagtekening van het stuk, is de enkele verwijzing naar code C naar het oordeel van de rechter-commissaris onvoldoende om het verzoek om beperking van de kennisneming in te willigen. De beperking van de kennisneming hiervan is daarom niet gerechtvaardigd.
4 Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van de stukken uitspraak doen. [naam 4] wordt verzocht om binnen twee weken na de dagtekening van deze beslissing schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken, voor zover zij deze stukken niet kent uitspraak doet op het hoger beroep.
5 De rechter-commissaris stuurt stuk 62 terug aan de ACM. De ACM is verplicht dit stuk in te sturen en dient binnen twee weken na de verzending van deze beslissing een nieuwe versie van dit stuk aan het College en [naam 4] toe te sturen. Stuurt de ACM dit stuk niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat de beperking van de kennisneming van de stukken genoemd onder 3.3 en 3.4 gerechtvaardigd is;
- verzoekt [naam 4] om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken uitspraak doet op het hoger beroep, voor zover zij deze stukken niet kent;
- beslist dat de beperking van de kennisneming van het stuk genoemd onder 3.5 (stuk 62) niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat stuk 62 wordt teruggezonden aan de ACM;
- verzoekt de ACM binnen twee weken na heden een nieuwe versie van stuk 62 aan het College en de andere partij/en toe te sturen.
Aldus genomen door mr. H.S.J. Albers, in tegenwoordigheid van mr. D. de Vries als griffier, op 2 mei 2024.
w.g. H.S.J. Albers w.g. D. de Vries