ECLI:NL:CBB:2024:741

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/719
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidie vastgestelde percentage vaste lasten COVID-19 voor groothandel in dranken

Op 30 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/719. De zaak betreft een beroep van een onderneming, [naam 1] B.V., tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken over de hoogte van de subsidie op basis van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. De minister had de subsidie vastgesteld op € 118.333,38, gebaseerd op een percentage van 11% vaste lasten, dat hoort bij de SBI-code 46.34, die betrekking heeft op de groothandel in dranken (geen zuivel).

De onderneming was van mening dat zij recht had op een hoger percentage, omdat zij meer omzetverlies had geleden dan andere groothandels, aangezien zij niet aan particulieren levert. De onderneming stelde dat voor haar afnemers, met name in de horeca, een hoger percentage werd gehanteerd, terwijl zij net zoveel omzetverlies had geleden.

Het College heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de minister de subsidie heeft berekend op basis van een forfaitair systeem, dat door de regelgever is gekozen om de administratieve lasten te beperken en de uitvoerbaarheid van de TVL te waarborgen. Het College heeft eerder geoordeeld dat deze keuze niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In dit geval oordeelde het College dat de minister de hoogte van de subsidie correct heeft vastgesteld op basis van de SBI-code waaronder de onderneming op 15 maart 2020 was ingeschreven. Het enkele feit dat de onderneming niet in aanmerking komt voor een hoger percentage, maakt niet dat het besluit van de minister onevenredige gevolgen heeft. Het beroep van de onderneming is ongegrond verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/719

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans

Griffier: mr. A.A. Dijk

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] , (de onderneming), waarvoor aanwezig zijn [naam 2] en [naam 3]
en

de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. M. Achalhi enmr. T. Khidous

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De minister heeft aan de onderneming een subsidie verleend op grond van de TVL voor het vierde kwartaal (Q4) van 2021. De minister heeft de subsidie vastgesteld op
€ 118.333,38. Bij de berekening is de minister uitgegaan van het percentage vaste lasten dat hoort bij SBI-code 46.34 Groothandel in dranken (geen zuivel) (11%).
De onderneming vindt dat de minister een hoger percentage had moeten hanteren en dat zij dus recht heeft op een hogere subsidie, omdat zij meer omzetverlies heeft geleden dan andere groothandels doordat zij niet levert aan particulieren. Daarnaast wijst zij erop dat voor haar afnemers (met name de horeca) een hoger percentage wordt gehanteerd, terwijl zij net zoveel omzetverlies heeft geleden.
De regelgever heeft gekozen voor een forfaitair systeem om de vaste lasten van ondernemingen te berekenen. Dit is een bewuste keuze van de regelgever geweest, om zo de TVL uitvoerbaar te houden en de administratieve lasten te beperken. Het College heeft al vaker geoordeeld dat deze keuze niet maakt dat de TVL in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Ook in dit geval is het College daarom van oordeel dat de minister de hoogte van de subsidie moest berekenen aan de hand van het percentage dat hoort bij de SBI-code waarmee de onderneming op 15 maart 2020 stond ingeschreven. Het enkele feit dat de onderneming op grond van haar SBI-code niet in aanmerking komt voor een hogere subsidie, maakt niet dat het bestreden besluit onevenredige gevolgen heeft.
Het beroep is ongegrond.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.A. Dijk