ECLI:NL:CBB:2024:694

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
23/815
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door College van Beroep voor het bedrijfsleven

Op 23 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/815. De zaak betreft een aanvraag voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) door de Exploitatiemaatschappij De Nieuwe Poort Amsterdam B.V. De aanvraag is door de minister van Economische Zaken afgewezen omdat deze te laat is ingediend. De onderneming erkent dat de aanvraag buiten de aanvraagperiode is ingediend, maar stelt dat de afwijzing disproportioneel zwaar is en het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengt. Het College heeft het standpunt van de onderneming opgevat als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Echter, het College oordeelt dat dit beroep niet slaagt. De afwijzing van de aanvraag is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de onderneming zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de aanvraag. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die de afwijzing onredelijk bezwarend maken voor de onderneming. Het College verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/815
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans

Griffier: mr. P.M. Beishuizen

Partijen

Exploitatiemaatschappij De Nieuwe Poort Amsterdam B.V.te Amsterdam (onderneming) waarvoor niemand aanwezig is.
en
de minister van Economische Zakenvertegenwoordigd door mr. S.F. Hu en mr. A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft de aanvraag van de onderneming voor subsidie op grond van de TVL afgewezen omdat deze aanvraag is ingediend buiten de aanvraagperiode. De onderneming onderkent dat zij de aanvraag te laat heeft ingediend. Zij vindt dat zij door dit besluit disproportioneel zwaar is getroffen. Zonder deze subsidie komt het voortbestaan van de onderneming voor maatschappelijk debat en sociale werkplaats in het hart van de Zuidas, in gevaar.
2 Het College vat dit standpunt op als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Dit beroep slaagt niet. In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De onderneming is verantwoordelijk voor het doen van een tijdige aanvraag. Er is geen sprake van aangetoonde bijzondere omstandigheden die maken dat de afwijzing onredelijk bezwarend is voor de onderneming.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. P.M. Beishuizen