ECLI:NL:CBB:2024:692

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
21/491
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geheimhoudingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot kosten bestuursdwang

In deze zaak heeft de stichting, die runderen, varkens en schapen van bijzondere rassen houdt, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Het geschil betreft het handhavend optreden van de minister, waaronder de inbeslagname van dieren. De minister heeft op 9 april 2021 een vertrouwelijke versie van gedingstukken ingezonden en verzocht dat alleen het College van Beroep voor het bedrijfsleven kennisneemt van deze stukken, omdat deze persoonsgegevens en bedrijfskenmerken bevatten van derden die betrokken zijn bij de inbeslagname. De stichting heeft op 9 augustus 2024 gereageerd op dit verzoek.

De rechter-commissaris heeft de belangen van de betrokken partijen tegen elkaar afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen over dezelfde relevante informatie beschikken, anderzijds kan kennisneming van bepaalde gegevens door de stichting de persoonlijke levenssfeer van derden onevenredig schaden. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de weggelakte delen van de bijlagen bij de stukken gerechtvaardigd is. De stichting heeft geen gronden gericht tegen de rechtmatigheid van het kostenbesluit en de daaraan ten grondslag liggende facturen, waardoor de rechter-commissaris geen aanknopingspunten ziet dat de stichting in haar verdediging wordt benadeeld.

De rechter-commissaris heeft besloten dat de stichting binnen twee weken moet aangeven of zij instemt met het College om op basis van de vertrouwelijke versie van de stukken uitspraak te doen. De beslissing van de rechter-commissaris is genomen op 19 augustus 2024, waarbij de beperking van de kennisneming van de bijlagen bij stukken 11 en 12 gerechtvaardigd is bevonden.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/491
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[de stichting] , te [plaats] (de stichting)

(gemachtigde: mr. J.L. Baar)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. A.F.D. Weken)

Procesverloop

De stichting heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 9 april 2021.
De minister heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft (delen van) de bijlagen bij de op de inventarislijst van de minister omschreven stukken:
- 11 Voornemen verhalen kosten bestuursdwang van 21 oktober 2021; facturen van de transporteur, de opslaghouder, de dierenarts en de taxateur, wat betreft de bedrijfsnamen, contactgegevens, rekeningnummers, persoonsgegevens van de daar werkzame personen en andere bedrijfsgegevens. Ook betreft het contactgegevens en initialen van personen werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO);
- 12 Verhalen kosten bestuursdwang van 19 januari 2022; facturen van de transporteur, de opslaghouder, de dierenarts en de taxateur, wat betreft de bedrijfsnamen, contactgegevens, rekeningnummers, persoonsgegevens van de daar werkzame personen en andere bedrijfsgegevens. Ook betreft het contactgegevens en initialen van personen werkzaam bij de RVO.
Het College heeft de stichting in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek van de minister. Dat heeft de stichting op 9 augustus 2024 gedaan.

Overwegingen

1. De stichting houdt runderen, varkens en schapen van bijzondere rassen. Het geschil in de bodemzaak gaat over het handhavend optreden van de minister tegen de stichting (inbeslagname van dieren).
2 De minister heeft verzocht dat alleen het College van de niet bewerkte versies van bovengenoemde stukken kennis zal nemen. Volgens de minister staan in deze stukken persoonsgegevens en bedrijfskenmerken van de bij de inbeslagname betrokken transporteur, opslaghouder, dierenarts en taxateur. De minister doet een beroep op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van deze derden en licht dit als volgt toe. De persoonlijke levenssfeer van deze derden moet worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de bij de inbeslagname betrokken derden zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de stichting niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
3 Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
4 Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat partijen beschikken over dezelfde voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan kennisneming van bepaalde gegevens door de ene partij het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl de minister er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn/haar taken nodig heeft.
5 De rechter-commissaris stelt vast dat de stukken betrekking hebben op het voornemen tot verhalen van de kosten voor de toepassing van bestuursdwang (de inbeslagname), en het besluit tot verhalen van de kosten voor de toepassing van bestuursdwang (kostenbesluit). De gemachtigde van de stichting heeft bij brief van 2 augustus 2024 laten weten in de bodemzaak geen gronden te richten tegen het kostenbesluit. De rechter-commissaris stelt voorop dat het aan de bestuursrechters in de bodemprocedure is om te beslissen of de stukken waar het verzoek op ziet, op de zaken betrekking hebbende stukken zijn. Voor de beoordeling die hier voorligt, gaat de rechter-commissaris er vooralsnog van uit dat het om dergelijke stukken gaat.
6 De rechter-commissaris oordeelt dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de weggelakte delen van de bijlagen bij stukken 11 en 12 gerechtvaardigd is. De informatie waar het verzoek op ziet (de weggelakte delen), bestaat uit bedrijfsnamen, contactgegevens, rekeningnummers, persoonsgegevens van werknemers en andere bedrijfsgegevens van de transporteur, de opslaghouder, de dierenarts en de taxateur, die verder niet bij deze procedure betrokken zijn. Ook betreft het contactgegevens en initialen van personen werkzaam bij de RVO. In het geval van beroepshalve functioneren, kan slechts in beperkte mate een beroep worden gedaan op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moet per geval worden afgewogen in het licht van de onder 4 genoemde belangen. De rechter-commissaris stelt vast dat de weggelakte gegevens steeds een klein deel betreffen van de stukken in hun geheel en geen afbreuk doen aan de begrijpelijkheid van de als bijlage bij stukken 11 en 12 gevoegde facturen. Bovendien is van belang dat de stichting in de bodemzaak geen gronden richt tegen de rechtmatigheid van het kostenbesluit en de daaraan ten grondslag liggende facturen. De rechter-commissaris ziet daarom geen aanknopingspunten om te oordelen dat de stichting wordt benadeeld in haar verdediging als zij niet op de hoogte is van deze gegevens. De rechter-commissaris ziet aanleiding om meer gewicht toe te kennen aan het belang van de minister om de persoonlijke levenssfeer van derden die niet bij de onderhavige procedure betrokken zijn te eerbiedigen. Gelet op het voorgaande acht het College het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken 11 en 12 gerechtvaardigd.
7 Het College kan alleen met toestemming van de stichting op de grondslag van deze stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. De stichting wordt daarom verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de bijlagen bij stukken 11 en 12, voor zover zij deze stukken niet kent, uitspraak doet op het beroep.

Beslissing en vervolgstappen

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de bijlagen bij stukken 11 en 12 gerechtvaardigd is;
- verzoekt de stichting om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken 11 en 12 uitspraak doet op het beroep, voor zover zij deze stukken niet kent;
Aldus genomen door mr. R.W.L. Koopmans, in tegenwoordigheid van mr. T.D. Geldof als griffier, op 19 augustus 2024. .
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. T.D. Geldof