ECLI:NL:CBB:2024:691

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
23/1000 en 23/1001
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen subsidiebesluiten COVID-19 door TicketSolution B.V. en de minister van Economische Zaken

Op 8 oktober 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 23/1000 en 23/1001, waarin TicketSolution B.V. in beroep ging tegen de besluiten van de minister van Economische Zaken over subsidies op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De minister had op 14 maart 2022 en 7 juni 2022 subsidies verleend voor respectievelijk het vierde en tweede kwartaal van 2021, maar de onderneming was van mening dat de toegepaste SBI-code niet overeenkwam met haar feitelijke activiteiten. De onderneming stelde dat SBI-code 93.29.9, die betrekking heeft op overige recreatie, beter paste bij haar activiteiten dan de toegepaste SBI-code 79.90, die betrekking heeft op informatieverstrekking op het gebied van toerisme. Tijdens de zitting op 26 augustus 2024 heeft de onderneming toegelicht dat zij evenementen organiseert en niet enkel tickets verkoopt. Het College heeft geoordeeld dat de SBI-code 93.29.9 inderdaad beter aansluit bij de activiteiten van de onderneming. De beroepen zijn gegrond verklaard, de bestreden besluiten zijn vernietigd en de minister is opgedragen om binnen vier weken nieuwe besluiten te nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/1000 en 23/1001

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2024 in de zaken tussen

TicketSolution B.V., te Zevenaar (de onderneming)

(gemachtigde: mr. C.J. Schipperus)
en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigde: mr. T. Khidous en mr. M. Achalhi)

Procesverloop

Met het besluit van 14 maart 2022 heeft de minister aan de onderneming een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2021 een subsidie verleend van € 68.131,92.
Met het besluit van 7 juni 2022 heeft de minister aan de onderneming een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal (Q2) van 2021 een subsidie verleend van € 62.069,28.
Met twee afzonderlijke besluiten van 24 februari 2023 (bestreden besluiten) heeft de minister de bezwaren van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 26 augustus 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] , kantoorgenoot van de gemachtigde van de onderneming, en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

De minister heeft subsidies aan de onderneming verleend voor Q2 en Q4 van 2021. Bij de berekening van de hoogte van de subsidies is de minister uitgegaan van het vaste lastenpercentage dat hoort bij SBI-code 79.90 (Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus) (6%). Met deze SBI-code stond de onderneming op
15 maart 2020 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
De onderneming stelt dat SBI-code 93.29.9 (Overige recreatie (rest)(geen jachthavens)) beter past bij haar feitelijke activiteiten. De minister had de hoogte van de subsidies daarom moeten berekenen aan de hand van het vaste lasten percentage dat bij die SBI-code hoort (34%). De onderneming voert aan dat de omschrijving ‘informatieverstrekking op het gebied van toerisme’ de indruk wekt dat zij een reisbureau is, maar daar is geen sprake van. Ook is zij geen reserveringsbureau. De onderneming is onder meer promotor en organisator van vrijetijdsactiviteiten, die zij voor een groot deel zelf organiseert. Zij creëert zelf evenementen en stelt pakketten op maat samen, iets wat beter past SBI-code 93.29.9.
De minister stelt zich op het standpunt dat de feitelijke activiteiten van de onderneming op en sinds 15 maart 2020 goed aansluiten bij SBI-code 79.90 en niet bij SBI-code 93.29.9. Uit de grootboekkaarten, facturen en jaarrekeningen die de onderneming heeft overgelegd, blijkt dat haar omzet bestaat uit het inkopen en verkopen van tickets. De overgelegde facturen bevatten omschrijvingen van activiteiten die online door verschillende partijen worden aangeboden als pakket. Daar komt bij dat de onderneming geen medewerkers in dienst heeft, zodat het de minister niet duidelijk is hoe zij dit soort activiteiten zelf zou kunnen organiseren. Ook uit de jaarrekening van 2019 maakt de minister op dat de belangrijkste activiteiten van de onderneming bestaan uit de aan- en verkoop van toegangsbewijzen voor allerlei evenementen en daarmee samenhangende dienstverleningen. Dit sluit ook goed aan op de bedrijfsnaam van de onderneming. De minister concludeert dat van het organiseren van evenementen geen sprake is, maar slechts van het inkopen van bepaalde pakketten die worden doorverkocht aan de afnemers van de onderneming.
Het College is gelet op de overgelegde stukken en de toelichting van de onderneming tijdens de zitting van oordeel dat SBI-code 93.29.9 beter past bij haar feitelijke activiteiten dan SBI-code 79.90. De onderneming doet meer dan alleen het in- en verkopen van tickets. Zij stelt evenementen op maat samen, vaak voor grote bedrijven. Anders dan de minister betoogt, is geen sprake van kant en klare pakketten die zij slechts doorverkoopt. Als voorbeeld heeft de onderneming een factuur overgelegd waaruit blijkt dat zij voor een Duits bedrijf een bezoek aan de finale van de Europa League in Sevilla heeft georganiseerd. De reis begon met een dagje Gibraltar, met onder ander een boottocht. De volgende dag kregen de klanten eerst een diner, daarna bezochten ze de voetbalwedstrijd en er volgde ook nog een gesprek met een voetballer. Tijdens de zitting heeft de onderneming toegelicht dat er met dit soort evenementen ook altijd iemand van de onderneming mee gaat om alles in goede banen te leiden. De onderneming heeft in Nederland inderdaad geen werknemers in dienst, maar wel bij haar Duitse zusteronderneming. Volgens de omschrijving van SBI-code 93.29.9 omvat deze onder andere “het organiseren van (personeels-)feesten, bruiloften, partijen, uitstapjes waarbij de verzorging zoals vervoer, horeca e.d. wordt uitbesteed” en “overkoepelende, voorlichtende, adviserende en coördinerende activiteiten op het gebied van recreatie”. Dit past naar het oordeel van het College beter bij de activiteiten van de onderneming dan SBI-code 79.90, die onder andere “de verkoop van reisbiljetten”, “reisleiders en gidsen; verzorgen van rondleidingen” en “verkoopkantoren van toegangskaarten voor kunstbeoefening en culturele evenementen” omvat.
De beroepen zijn gegrond en het College vernietigt de bestreden besluiten. De minister zal daarom nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van vier weken. Het College ziet geen aanleiding om zelf in de zaken te voorzien, omdat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de subsidies te berekenen.
Het College veroordeelt de minister in de door de onderneming gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.750,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting; waarde per punt € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de minister op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 730,- aan de onderneming te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.A. Dijk