ECLI:NL:CBB:2024:635

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
23/774
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en het evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 september 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Klimaat en Groene Groei. De appellant had een aanvraag ingediend voor subsidie voor glas-, vloer- en spouwmuurisolatie, maar de minister heeft deze aanvraag afgewezen op basis van eerdere subsidies die aan de appellant waren verstrekt voor glas- en vloerisolatie. De minister stelde dat de aanvraag voor spouwmuurisolatie ook moest worden afgewezen omdat niet aan de vereiste was voldaan dat voor twee verschillende isolatiemaatregelen subsidie moest worden aangevraagd.

De appellant betoogde dat de afwijzing in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, omdat hij om praktische redenen had gekozen om de isolatie van zijn woning gefaseerd aan te vragen. Hij stelde dat het onevenredig was dat hij geen subsidie ontving, terwijl het doel van de regeling was bereikt. Het College oordeelde echter dat de minister op goede gronden de aanvraag had afgewezen, aangezien de Regeling geen ruimte biedt voor uitzonderingen en de afwijzingsgronden dwingend zijn geformuleerd. Het College volgde de appellant niet in zijn betoog en concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de strikte toepassing van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en bevestigt dat de minister geen ruimte heeft voor een belangenafweging in dit soort gevallen. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/774

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats]

(gemachtigde: mr. M.R.A. Arntz)
en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. E. Hol)

Procesverloop

Met het besluit van 30 september 2022 heeft de minister de aanvraag van [naam] voor een subsidie op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) voor glas-, vloer- en spouwmuurisolatie afgewezen.
Met het besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen door [naam] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 6 augustus 2024. Daaraan hebben [naam] , zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1. [naam] heeft een subsidieaanvraag ingediend voor glas-, vloer- en spouwmuurisolatie. De minister heeft de aanvraag voor glas- en vloerisolatie afgewezen, omdat aan [naam] al eerder subsidie voor die typen isolatie is verstrekt. Doordat de aanvraag voor glas- en vloerisolatie is afgewezen, is volgens de minister niet voldaan aan het vereiste dat subsidie wordt aangevraagd voor twee isolatiemaatregelen die op het moment van indiening van de aanvraag voor subsidie in aanmerking moeten kunnen komen. Daarom heeft hij de aanvraag voor spouwmuurisolatie ook afgewezen.
2 Volgens [naam] is de afwijzing van zijn subsidieaanvraag in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Hij heeft de isolatie van zijn woning in verschillende delen opgeknipt. Nadat hij het eerste deel van zijn woning had geïsoleerd, heeft hij een subsidieaanvraag ingediend, omdat hij had vernomen dat in korte tijd veel subsidieaanvragen waren gedaan en hij vreesde dat de subsidiepot leeg zou raken. De minister heeft die aanvraag ingewilligd. Vervolgens heeft [naam] het tweede gedeelte van zijn woning geïsoleerd en ook daarvoor een subsidieaanvraag ingediend. Als hij had geweten dat hij niet opnieuw voor subsidie voor hetzelfde type isolatiemaatregelen in aanmerking zou komen, had hij alle maatregelen in één aanvraag gegoten. Uiteindelijk gaat het volgens [naam] echter om een administratief verschil. Hij heeft in lijn met de ratio van de Regeling zijn hele huis geïsoleerd. Het is onevenredig dat het doel van de Regeling is bereikt, zonder dat [naam] daarvoor subsidie ontvangt.

Oordeel van het College

3 Tussen partijen is niet in geschil dat de minister aan [naam] al eerder subsidie heeft verstrekt voor glas- en vloerisolatie. Artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling bepaalt dat een subsidieaanvraag voor een investering in hetzelfde type isolatiemaatregel wordt afgewezen. Zoals het College eerder heeft geoordeeld, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 2 april 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:244), is dit een dwingende afwijzingsgrond waarvan de minister niet mag afwijken. Dat het gaat om een isolatiemaatregel voor een ander gedeelte van de woning, zoals [naam] heeft aangevoerd, neemt niet weg dat het een zelfde type isolatiemaatregel is. De minister was daarom gehouden om de aanvraag voor glas- en vloerisolatie af te wijzen.
4 Het College volgt [naam] niet in zijn betoog dat de afwijzing van de subsidieaanvraag in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. In de Regeling zijn de afwijzingsgronden zo geformuleerd dat de minister een subsidieaanvraag moet afwijzen als een afwijzingsgrond zich voordoet. De Regeling biedt geen uitzonderingsmogelijkheden en biedt de minister ook geen ruimte voor een belangenafweging. Het College begrijpt dat [naam] er om praktische redenen voor gekozen heeft om de subsidie gefaseerd aan te vragen. Dat dit als gevolg heeft gehad dat een deel van de door hem toegepaste isolatiemaatregelen niet voor subsidie in aanmerking komt, is echter geen bijzondere omstandigheid die maakt dat toepassing van de Regeling in dit geval tot een onevenwichtige uitkomst leidt. Het beroep van [naam] op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:828) slaagt niet omdat, zoals de minister terecht heeft gesteld, de omstandigheden in die zaak niet vergelijkbaar zijn met de omstandigheden in deze zaak.
5 Tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag voor spouwmuurisolatie heeft [naam] geen beroepsgronden aangevoerd. Het College zal over het gedeelte van het bestreden besluit dat betrekking heeft op die afwijzing daarom geen oordeel geven.
Conclusie
6 De minister heeft de aanvraag van [naam] op goede gronden afgewezen. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. T.D. Geldof