ECLI:NL:CBB:2024:627

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
21/702, 21/703 en 21/704
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in schade voor geruimde nertsen door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Op 10 september 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 21/702, 21/703 en 21/704, waarin de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur betrokken was. De zaken betroffen tegemoetkomingen in schade voor nertsenfokkerijen die geruimd moesten worden vanwege een besmetting met SARS-CoV-2. De minister had eerder besluiten genomen waarin de tegemoetkomingen in schade waren vastgesteld, maar deze werden door de betrokken partijen, [naam 1] B.V. en [naam 2] B.V., bestreden. De minister heeft op 7 december 2023 herzieningsbesluiten genomen, waarin hij de tegemoetkomingen alsnog op 100% van de getaxeerde waarde heeft vastgesteld. Hierdoor was er geen belang meer bij de beroepen van de partijen, die hun beroepen handhaafden met het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding. Het College heeft geoordeeld dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat de minister met de herzieningsbesluiten volledig tegemoet is gekomen aan de beroepen. Wel heeft het College bepaald dat de minister het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden, maar een integrale proceskostenvergoeding is niet toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.750,- voor [naam 1] en € 875,- voor [naam 2].

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 21/702, 21/703 en 21/704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaken tussen

[naam 1] B.V.( [naam 1] ) en
[naam 2] B.V.( [naam 2] )
te [plaats] ,
(gemachtigde: mr. P.P. Puts)
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul)

Procesverloop

In tot [naam 1] gerichte besluiten van 16 december 2020 en 13 januari 2021 en in een tot [naam 2] gericht besluit van 12 januari 2021 heeft de minister de tegemoetkomingen in de schade vastgesteld die hij verstrekt vanwege het ruimen van hun nertsen wegens SARS-CoV-2.
Met tot [naam 1] gerichte besluiten van 20 mei 2021 en een tot [naam 2] gericht besluit van 19 mei 2021, heeft de minister hun bezwaren ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen de besluiten van 20 mei 2021 beroep ingesteld (21/702, 21/703).
[naam 2] heeft tegen het besluit van 19 mei 2021 beroep ingesteld (21/704)
De zitting was op 21 november 2023. De zaken zijn tegelijk behandeld. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen en zijn voor [naam 1] en [naam 2] ook [naam 3] en [naam 4] verschenen.
Het College heeft de behandeling van de zaak op de zitting aangehouden, zodat de minister de gelegenheid zou krijgen om de bestreden besluiten te herzien.
Met drie besluiten van 7 december 2023 (herzieningsbesluiten) heeft de minister de bestreden besluiten van 19 en 20 mei 2021 herzien.
[naam 1] en [naam 2] hebben hun beroepen gehandhaafd en verzocht om een integrale proceskostenveroordeling. De minister heeft een nadere reactie ingediend.
Het College heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft het College bepaald dat de zaak niet wordt behandeld op een nadere zitting en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. [naam 1] en [naam 2] hadden nertsenfokkerijen op drie locaties. Vanwege een besmetting met SARS-CoV-2 zijn hun nertsen op deze locaties op last van de minister geruimd. De waarde van de nertsen in gezonde staat is vastgelegd in drie taxatierapporten. De minister heeft een voorschot op een definitieve tegemoetkoming in de schade voor de geruimde nertsen toegekend. Met de vaststellingsbesluiten en de bestreden besluiten heeft de minister de tegemoetkoming definitief vastgesteld op 100% van de getaxeerde waarde voor niet-zieke dieren en op 50% van de getaxeerde waarde voor zieke dieren.
2 Naar aanleiding van de behandeling op de zitting heeft de minister de bestreden besluiten op 7 december 2023 herzien. In de herziene besluiten zijn de tegemoetkomingen in de schade alsnog vastgesteld op 100% van de waarde van de nertsen volgens de taxatierapporten, te weten voor [naam 1] € 1.262.567,33 en € 1.999.740,90 en voor [naam 2] € 872.145,01. Daarnaast heeft de minister wettelijke rente toegekend over de periode dat hij in verzuim was. Ook heeft hij aangegeven dat hij in alle zaken het griffierecht en de proceskosten volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vergoedt als de beroepen worden ingetrokken.
3 [naam 1] en [naam 2] hebben hun beroepen gehandhaafd omdat zij vinden dat zij recht hebben op een integrale proceskostenvergoeding omdat de minister aanvankelijk onjuiste vaststellingsbesluiten heeft genomen. De kosten zijn onderbouwd in een kostenoverzicht. De minister heeft in reactie hierop aangegeven dat de kosten zullen worden vergoed zoals uiteengezet in de herzieningsbesluiten.
4 Het College stelt vast dat de minister met de herzieningsbesluiten geheel is tegemoetgekomen aan de beroepen tegen de bestreden besluiten. [naam 1] en [naam 2] hebben geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen. Het College zal die beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaren.
5 In de omstandigheid dat de minister met de herzieningsbesluiten is tegemoetgekomen aan de beroepen ziet het College aanleiding te bepalen dat de minister het griffierecht moet vergoeden dat de vennootschappen hebben betaald.
6.1
Tot slot zal het College de minister veroordelen in de door [naam 1] en [naam 2] gemaakte proceskosten in beroep. Voor een integrale proceskosten-veroordeling bestaat geen aanleiding. De vaststelling van de hoogte van de proceskosten vindt plaats aan de hand van het Bpb. Hierin is vermeld voor welke proceshandelingen kosten worden vergoed met een systeem van vaste bedragen, gebaseerd op punten en wegingsfactoren. Dit systeem brengt met zich dat de hoogte van de werkelijk door een rechtsbijstandsverlener in rekening gebrachte kosten niet relevant is. Slechts in uitzonderlijke gevallen of omstandigheden kan van dit systeem worden afgeweken. In de nota van toelichting bij het Bpb (Stb. 1993, 763) is als voorbeeld genoemd het geval waarin de burger door gebrekkige informatieverstrekking door de overheid op uitzonderlijk hoge kosten voor het verzamelen van het benodigde feitenmateriaal is gejaagd. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaken niet gebleken.
6.2
De minister heeft in de herzieningsbesluiten proceskosten toegekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bij de zitting en overwogen dat de beroepschriften niet voor vergoeding op grond van het Bpb in aanmerking komen omdat die op eigen naam zijn ingediend en niet door een professionele rechtsbijstandverlener, als bedoeld in artikel 1 onder a van het Bpb. Het College volgt de minister daarin. Het College stelt de proceskosten van [naam 1] vast op € 1.750,- en van [naam 2] op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten niet-ontvankelijk;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 720,- aan [naam 1] te vergoeden;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 360,- aan [naam 2] te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 1.750,-;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 2] tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024.
w.g. M.J. Jacobs w.g. J.W.E. Pinckaers