ECLI:NL:CBB:2024:624

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
22/1414
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadeelcompensatie bij uitstel van inwerkingtreding aanwijzing netbeheerder

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 september 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen Brassto B.V. en de minister van Klimaat en Groene Groei. Brassto had een verzoek om nadeelcompensatie ingediend, omdat zij als gevolg van uitstel van de inwerkingtreding van besluiten tot aanwijzing van een netbeheerder, niet in staat was om over te stappen naar een andere energieleverancier. De minister had eerder besluiten genomen die de datum van inwerkingtreding van de aanwijzing van Stedin als netbeheerder uitstelden. Brassto stelde dat deze uitstelbesluiten hen schade hadden berokkend, omdat zij gedwongen waren om energie af te nemen van de monopolist Rendant tegen hoge tarieven.

De minister heeft het verzoek om nadeelcompensatie afgewezen, stellende dat de schade niet het gevolg was van de uitstelbesluiten, maar van de overeenkomst tussen Brassto en Rendant. Het College oordeelde dat er weliswaar een verband was tussen de uitstelbesluiten en de gestelde schade, maar dat dit verband te ver verwijderd was om de minister aansprakelijk te stellen voor de schade. De schade was namelijk het gevolg van de tarieven die Rendant hanteerde, welke voortvloeiden uit een overeenkomst die vóór de uitstelbesluiten was gesloten. Het College concludeerde dat de minister het verzoek om nadeelcompensatie terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de directe oorzaak van schade in relatie tot besluiten van de overheid en de noodzaak voor een duidelijk causaal verband om aanspraak te kunnen maken op nadeelcompensatie. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 september 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1414

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 september 2024 in de zaak tussen

Brassto B.V., te Dordrecht

(gemachtigde: mr. J.M. de Heer)
en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigden: mr. L. Brand en J. Kruit)

Procesverloop

Met het besluit van 21 december 2021 (primaire besluit) heeft de minister een verzoek om nadeelcompensatie van Brassto afgewezen.
Met het besluit van 17 juni 2022 (bestreden besluit) heeft de minister de bezwaren van Brassto tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Brassto heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Brassto heeft voor de zitting nadere stukken ingediend.
De zitting was op 20 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigden van partijen en [naam] namens Brassto.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Voor de achtergrond van deze zaak wordt verwezen naar de uitspraak van het College van 30 maart 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:343).
1.2
Brassto is aangesloten op een elektriciteits- en gasnet dat tot 1 juli 2022 in eigendom was van Rendant Parknet Beheer B.V. (Rendant). Per 1 juli 2022 zijn de netten aan Stedin overgedragen. De minister heeft Stedin bij besluiten van 20 december 2017 (elektriciteit) en 1 mei 2018 (gas) aangewezen als netbeheerder van de netten. De datum van inwerkintreding was bepaald op twaalf maanden na dagtekening van de besluiten of zoveel eerder als de economische eigendom door Rendant aan Stedin is overgedragen. De minister heeft de uiterste datum van inwerkingtreding van de aanwijzingsbesluiten een aantal keren uitgesteld. Dit is gebeurd in de beslissing op bezwaar van 27 juli 2018 (elektriciteitsnet) en 7 maart 2019 (gasnet), en vervolgens met besluiten van 19 december 2019, 16 december 2020, 25 maart 2021, 26 juli 2021, 21 december 2021 en 31 maart 2022 (beide netten) (uitstelbesluiten).
1.3
Op 30 augustus 2021 heeft Brassto de minister verzocht om nadeelcompensatie. Brassto stelt dat zij als gevolg van het uitstel van de datum van de inwerkingtreding van de aanwijzingsbesluiten met de uitstelbesluiten niet heeft kunnen overstappen naar een andere energieleverancier en gedwongen is energie bij monopolist Rendant af te nemen tegen ongebruikelijk hoge tarieven. Als de minister de inwerkingtreding niet had uitgesteld, had Brassto per 20 december 2018 een elektriciteitsleverancier kunnen kiezen en per 1 mei 2019 een gasleverancier.
Het bestreden besluit
2 Volgens de minister is de schade niet het gevolg van de uitstelbesluiten, maar het directe gevolg van de overeenkomst tussen Brassto en Rendant en de door Rendant gehanteerde tarieven. Die overeenkomst is gesloten voordat de uitstelbesluiten zijn genomen. Van belang is dat in de overeenkomst is opgenomen dat de tarieven niet meer dan 3% boven het inkooptarief mogen liggen. Als Brassto van mening is dat de door Rendant gehanteerde tarieven deze privaatrechtelijk overeengekomen tarieven te boven gaan, kan zij Rendant hierop langs privaatrechtelijke weg aanspreken. Het is op zichzelf juist, zoals Brassto stelt, dat de tariefdiscussie de afgelopen periode niet had plaatsgevonden als de uitstelbesluiten niet waren genomen. Dit is echter een te ver verwijderd verband.
Standpunten van partijen
Standpunt van Brassto
3.1
Brassto voert aan dat er een rechtstreeks verband is tussen het langdurig privaat blijven van de netten van Rendant en de onmogelijkheid van Brassto om gedurende die periode over te stappen naar een andere, goedkopere energieleverancier. De minister miskent dat Rendant niet gehouden was de netten aan Stedin over te dragen zolang de minister geen uitvoering gaf aan de aanwijzingsbesluiten. Met de overdracht zouden de netten openbare netten worden. Zonder openbare netten en de daaraan verbonden individuele EAN-codes hebben de afnemers geen vrije leverancierskeuze. Het nadeel dat Brassto hierdoor heeft ondervonden, heeft adviesbureau Censo aan de hand van verbruiksgegevens van Brassto en de in die periode door Total gehanteerde tarieven begroot op € 848.657,-
Standpunt van de minister
3.2
De minister stelt zich op het standpunt dat het met de inwerkingtreding van de aanwijzingsbesluiten weliswaar eenvoudiger zou zijn geweest voor Brassto om een overeenkomst met een andere leverancier te sluiten, maar dat betekent niet dat zij het recht op vrije leverancierskeuze ook niet bij Rendant had kunnen afdwingen. De minister wijst op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:7108). De minister handhaaft zijn standpunt dat de gestelde schade ten gevolge van de gestelde hoge tarieven niet in rechtstreeks oorzakelijk verband staat met de uitstelbesluiten.
Oordeel van het College
4.1
Gelet op de uitspraken van het College van 30 maart 2021 en heden in de zaak 21/1436 staat vast dat alle uitstelbesluiten rechtmatig zijn genomen. Ter beoordeling van het College staat of deze uitstelbesluiten voor Brassto schade hebben veroorzaakt die door de minister moet worden gecompenseerd.
4.2
Niet in geschil is dat er een zogenoemd condicio sine qua non-verband kan worden aangenomen tussen de gestelde schade en de uitstelbesluiten. Dat wil zeggen dat zonder de uitstelbesluiten de gestelde schade niet was ontstaan. Dat is echter niet voldoende voor een aanspraak op nadeelcompensatie. Daarvoor is onder meer ook vereist dat de gestelde schade in zodanig verband staat met de uitstelbesluiten dat de schade de minister kan worden toegerekend, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade (zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2025, onder 35). De minister heeft zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt gesteld dat er een te ver verwijderd verband is tussen de uitstelbesluiten en de gestelde schade. Daartoe overweegt het College dat de gestelde schade bestaat uit het verschil tussen de (hogere) tarieven die Rendant in rekening bracht en de (lagere) tarieven die Brassto zou hebben kunnen betalen bij een leverancier naar keuze. De tarieven die Rendant in rekening bracht, staan echter niet in direct verband met de uitstelbesluiten, maar vloeien voort uit de overeenkomst die Brassto en Rendant hebben gesloten voordat de minister de uitstelbesluiten nam, en het daarna voortbestaan van die overeenkomst. De minister had geen bemoeienis met de hoogte van de tarieven die Rendant in rekening bracht. De uitstelbesluiten van de minister stonden ook niet in de weg aan de mogelijkheden van Brassto om Rendant (in rechte) aan te spreken op de hoogte van haar tarieven en het ontbreken van een vrije leverancierskeuze. Van belang is tot slot ook nog dat de gestelde schade niet zou zijn ontstaan als Rendant en Stedin, zoals met de aanwijzingsbesluiten is beoogd, voor de eerste datum van inwerkingtreding van die besluiten overeenstemming zouden hebben bereikt over de overdracht van de netten.
Slotsom
5 De minister heeft het verzoek om nadeelcompensatie terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. B. Bastein en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024.
w.g. J.H. de Wildt De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.