ECLI:NL:CBB:2024:585

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
22/2459
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag stichting voor evenement in het kader van COVID-19 regeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 augustus 2024, betreft het een geschil tussen de stichting [naam 1] en de minister van Economische Zaken over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE). De stichting had een subsidie aangevraagd voor een evenement dat volgens haar geannuleerd was, maar de minister stelde dat het evenement in aangepaste vorm had plaatsgevonden. De stichting had op 22 juni 2022 een aanvraag ingediend, die door de minister op 27 september 2022 werd afgewezen. De stichting ging in beroep tegen deze afwijzing, maar het College oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat het evenement niet was geannuleerd. De stichting had een muziekfestival aangevraagd, maar in plaats daarvan vond er een kunstwandeling plaats, wat niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidie. Het College oordeelde dat de stichting niet in aanmerking kwam voor de subsidie, omdat het evenement niet volledig was afgelast. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen toezeggingen waren gedaan door de minister. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2024 in de zaak tussen

Stichting [naam 1] , te [woonplaats] (stichting)

(gemachtigde: mr. [naam 2] )
en

de minister van Economische Zaken

(gemachtigden: mr. S.F. Hu en mr. P. van Veen)

Procesverloop

Met het besluit van 22 juni 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de stichting voor een subsidie op grond van de Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19 (ATE) afgewezen.
Met het besluit van 27 september 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de stichting ongegrond verklaard.
De stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 27 juni 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 3] en mr. [naam 2] namens de stichting en mr. S.F. Hu en mr. P. van Veen namens de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
De stichting heeft een subsidie aangevraagd op grond van de ATE. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat het evenement ( [naam 4] ) volgens hem niet is geannuleerd, maar in aangepaste vorm is doorgegaan. De ATE biedt in dat geval geen mogelijkheid om subsidie te verlenen. De stichting is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Zij stelt zich op het standpunt dat het evenement is geannuleerd, zodat zij wel degelijk in aanmerking komt voor een subsidie.
1.2
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door het College
Het evenement is doorgegaan in aangepaste vorm
2.1
De stichting voert aan dat het evenement waarvoor de subsidie is aangevraagd een muziekfestival betreft, dat zou plaatsvinden op [datum] . Tijdens dat muziekfestival, dat diende als afsluiting van een
street artfestival dat van [cijfer] tot en met [datum] zou plaatsvinden, zouden verschillende artiesten optreden op een groot podium. Op het festivalterrein zou alcoholische drank worden geschonken en zouden foodtrucks aanwezig zijn. Het muziekfestival was een coproductie met de stichting [naam 5] . Dit muziekfestival is volgens de stichting volledig geannuleerd. Op [datum] heeft wel een ander evenement plaatsgevonden, onder dezelfde naam en op dezelfde locatie als het geannuleerde muziekfestival. Dit was een kunstwandeling, waarbij bezoekers langs een aantal kunstwerken konden lopen. Vanwege de coronamaatregelen was dit een doorstroomevenement waarbij nooit meer dan 155 bezoekers tegelijk aanwezig waren op het terrein. Er was alleen koffie en ijs verkrijgbaar. Dit evenement was enkel door de stichting georganiseerd.
2.2
Het College is van oordeel dat de minister terecht tot de conclusie is gekomen dat het evenement niet is geannuleerd, zodat de stichting op grond van artikel 3, eerste lid, van de ATE niet in aanmerking komt voor een subsidie. Het College licht dit oordeel als volgt toe. De subsidie is aangevraagd voor een festival op [datum] met de naam [naam 4] , met als locatie het [adres] in [woonplaats] . Op [datum] heeft op het [adres] in [woonplaats] ook daadwerkelijk een evenement plaatsgevonden met de naam [naam 4] . Dat evenement had een andere vorm dan gepland, zoals de stichting heeft uitgelegd. Maar uit het betoog van de stichting en uit de stukken in het dossier blijkt niet dat het evenement waarvoor de subsidie is aangevraagd volledig is afgelast. Het beeld dat hieruit naar voren komt, is dat [naam 4] wel heeft plaatsgevonden op de geplande datum en op de beoogde locatie, maar met flinke aanpassingen om aan de toen geldende maatregelen te voldoen. Hieruit volgt dat het oorspronkelijke evenement is doorgegaan in een (zeer) afgeslankte vorm en dat het evenement dus niet is geannuleerd. De communicatie vanuit de stichting biedt ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het evenement is geannuleerd. Op Instagram is bijvoorbeeld vermeld: ‘ [zin] !’.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet
3.1
De stichting doet een beroep op het vertrouwensbeginsel en stelt dat de minister bij de stichting het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat de subsidieaanvraag zou worden toegewezen.
3.2
Het College volgt de stichting hierin niet. Uit de mailwisseling die de stichting heeft overgelegd, volgt niet dat namens de minister een toezegging is gedaan. Naast algemene informatie over welke kosten subsidiabel zijn, bevat de mail slechts uitleg over hoe de aanvraag kan worden gedaan en wat daarbij moet worden vermeld. Tijdens de zitting heeft de stichting toegelicht dat zij ook door de communicatie met de gemeente [woonplaats] het idee had gekregen dat de subsidieaanvraag zou worden toegewezen. Uitlatingen van de gemeente [woonplaats] kunnen echter niet het vertrouwen wekken dat de minister (een ander bestuursorgaan) een subsidie zal toekennen.
Slotsom
4 De stichting heeft het evenement niet geannuleerd, zodat zij niet in aanmerking komt voor een subsidie. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.
w.g. D. Brugman w.g. A.M. Slierendrecht

Bijlage

Tijdelijke regeling aanvullende subsidie evenementen COVID-19
Artikel 3. Subsidieverstrekking
1. De minister verstrekt aan de organisator van een evenement op aanvraag subsidie ter dekking van de kosten voor het organiseren van een evenement dat moest worden geannuleerd als gevolg van een evenementenverbod.
2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van een evenement, waarvan de geplande startdatum in de periode van 10 juli 2021 tot en met 31 december 2021 lag, en dat geheel of gedeeltelijk in Nederland zou plaatsvinden.
3. Indien meerdere organisatoren tezamen verantwoordelijk waren voor het organiseren van een evenement en het financiële risico daarvan dragen, wordt de subsidie uitsluitend verstrekt indien zij samenwerken in een samenwerkingsverband.