ECLI:NL:CBB:2024:569

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
22/2331
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring van subsidieaanvraag COVID-19 door onderneming

Op 13 augustus 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetzaak van een onderneming tegen een eerdere uitspraak van 30 mei 2023. De onderneming had verzet aangetekend tegen de ongegrondverklaring van haar beroep tegen het besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, dat haar bezwaar tegen een eerder besluit van 4 april 2022 niet-ontvankelijk had verklaard. Dit omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

De onderneming stelde dat zij in een verwarrende berichtenwisseling met de minister was terechtgekomen na het indienen van haar aanvraag op 19 januari 2022. Ondanks haar pogingen om aanvullende informatie te verstrekken, lukte het haar niet om de gevraagde gegevens tijdig te uploaden. Het College oordeelde dat het besluit van 4 april 2022 op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 16 mei 2022 was verstreken.

Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding aan de onderneming kon worden toegerekend, aangezien zij geen goede verklaring had voor de lange wachttijd na 30 maart 2022. Het verzet werd ongegrond verklaard, maar het College merkte op dat de onderneming ook een verzoek had ingediend om de minister te verzoeken terug te komen van het besluit van 4 april 2022. Het College benadrukte dat de minister dit verzoek inhoudelijk moet beoordelen, ongeacht zijn oordeel over nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.

De uitspraak werd gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier T. Berg, en is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 op het verzet van

[naam 1] , te [woonplaats] (de onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dus zonder zitting, van 30 mei 2023.
Het verzet is behandeld op de zitting van 19 juli 2024. Namens de onderneming heeft [naam 2] deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van 30 mei 2023 heeft het College het beroep van de onderneming tegen het besluit op bezwaar van de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) van 20 september 2022 ongegrond verklaard. Met dat besluit heeft de minister het bezwaar van de onderneming tegen het besluit van 4 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2 In verzet heeft de onderneming onder meer aangevoerd dat zij na het indienen, op 19 januari 2022, van haar aanvraag om vaststelling van de eerder verleende subsidie in een verwarrende berichtenwisseling met medewerkers van de minister terecht is gekomen. Er zijn, digitaal, verschillende verzoeken om aanvullende informatie gedaan. De onderneming heeft daarop steeds gereageerd, maar het lukte niet om (een deel van) de gevraagde gegevens te “uploaden”. In haar reactie op het laatste verzoek om aanvullende informatie van 30 maart 2022 heeft de ondernemer dat (nog een keer) uitdrukkelijk vermeld. Daarop is er telefonisch contact geweest. Heel kort daarna, op 4 april 2022, is het besluit tot vaststelling van de subsidie op nihil gevolgd. Daar was de onderneming niet op bedacht. Pas toen zij twee maanden later in haar digitale omgeving keek, zag zij dat er een besluit was genomen. Zij heeft toen meteen bezwaar gemaakt.
3 Vaststaat dat het besluit van 4 april 2022 op die dag op de juiste wijze, digitaal, bekend is gemaakt. De laatste dag waarop tijdig een bezwaarschrift kon worden ingediend was dus 16 mei 2022. Het op 20 juni 2022 ingediende bezwaarschrift is daarom te laat.
4 Voor het kader voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding aan de onderneming kan worden toegerekend. Die vraag beantwoordt het College bevestigend. De onderneming heeft geen goede verklaring kunnen geven voor het feit dat zij na 30 maart 2022 zo lang heeft gewacht met het weer raadplegen van haar digitale omgeving.
5 Het verzet is daarom ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
6 Hiermee is het echter nog niet klaar. De onderneming heeft op de zitting verklaard dat het verzetschrift ook moet worden opgevat als een verzoek aan de minister om terug te komen van het besluit van 4 april 2022. Op dat verzoek zal de minister nog moeten beslissen. In dit specifieke geval staat het de minister daarbij niet vrij om, ook al zou hij van oordeel zijn dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, het verzoek op die grond af te wijzen. De reden daarvoor is dat niet is gebleken dat van de zijde van de minister nog is gereageerd op de vermelding door de onderneming dat zij, volgens haar essentiële, stukken (nog steeds) niet kon “uploaden”. Dit betekent dat de minister de aanvraag om vaststelling van de eerder verleende subsidie opnieuw inhoudelijk moet beoordelen.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van T. Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. T. Berg