ECLI:NL:CBB:2024:568

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23/1434
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake subsidie MKB COVID-19

Op 13 augustus 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een ondernemer die verzet had aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 7 mei 2024. In die uitspraak werd het beroep van de ondernemer niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De ondernemer had geen bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat van 11 januari 2022, waarin de eerder verleende subsidie op nihil werd vastgesteld en het betaalde voorschot werd teruggevorderd. De ondernemer had wel een herzieningsverzoek ingediend, maar dit werd afgewezen. Het College oordeelde dat de ondernemer niet tijdig beroep had ingesteld, omdat de termijn eindigde op 5 april 2023. In zijn verzet voerde de ondernemer aan dat hij niet bekend was met het College en pas na afloop van de termijn contact had opgenomen met de minister, waarna hij zich realiseerde dat hij beroep kon instellen. Het College oordeelde echter dat de termijnoverschrijding aan de ondernemer kon worden toegerekend, aangezien het besluit op bezwaar duidelijk vermeldde dat beroep kon worden ingesteld bij het College. De ondernemer had ook het adres van het College kunnen vinden. Het College concludeerde dat de eerdere uitspraak van 7 mei 2024 juist was en verklaarde het verzet ongegrond. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1434

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 op het verzet van

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] ,te [woonplaats] (de ondernemer)

Procesverloop

De ondernemer heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 7 mei 2024.
De zitting was op 19 juli 2024. De ondernemer was aanwezig.

Overwegingen

1.1
Met een besluit van 11 januari 2022 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat (thans: de minister van Economische Zaken) de eerder aan de ondernemer verleende subsidie vastgesteld op nihil en het betaalde voorschot teruggevorderd. De ondernemer heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Wel heeft de ondernemer op 9 mei 2022 de minister verzocht om het besluit van 11 januari 2022 te herzien. Met het besluit van 28 november 2022 heeft de minister dat verzoek afgewezen. Met het besluit van 22 februari 2023 heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard en daarbij onder meer toegelicht dat de door de ondernemer gestelde omzet niet kan worden gehanteerd, omdat op grond van de toepasselijke regelgeving moet worden uitgegaan van de aangifte inkomstenbelasting als een onderneming over de gehele omzet BTW afdraagt. De ondernemer heeft daartegen op 16 juni 2023 beroep ingesteld.
1.2
Met de uitspraak van 7 mei 2024 heeft het College het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens onverschoonbare (niet verontschuldigbare) overschrijding van de beroepstermijn, die eindigde op 5 april 2023.
2 In verzet heeft de ondernemer aangevoerd dat hij niet bekend was met het College. Na afloop van de beroepstermijn heeft hij contact heeft opgenomen met de minister. Toen pas is hij erachter gekomen dat hij beroep kon instellen bij het College. Dat heeft hij kort daarna gedaan. Verder heeft hij wel altijd tijdig gereageerd waar dat nodig was.
3 Voor de beoordeling van de verschoonbaarheid verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). In dit geval kan de termijnoverschrijding aan de ondernemer worden toegerekend. Onder het besluit op bezwaar is duidelijk vermeld dat de ondernemer binnen zes weken beroep kan instellen bij het College. Het adres van het College staat erbij. Als de ondernemer niet bekend was met het College, had hij daarom aan de hand daarvan contact kunnen opnemen met het College. In plaats daarvan heeft de ondernemer contact opgenomen met de minister. Dat kan ook, maar de ondernemer heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat hij dit dan niet binnen de, immers onder het besluit vermelde, termijn heeft gedaan.
4 De conclusie is dat de uitspraak van 7 mei 2024 juist is. Het verzet is daarom ongegrond. Dat betekent dat dat het beroep van de ondernemer niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van T. Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. T. Berg