ECLI:NL:CBB:2024:559

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
23/1704
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieaanvraag voor warmtepompen en vaststelling op nihil door de minister

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 augustus 2024, zaaknummer 23/1704, staat de beoordeling van een subsidieaanvraag voor warmtepompen centraal. De minister van Klimaat en Groene Groei had de subsidie voor zonnepanelen vastgesteld op € 0,- omdat de ondernemer de zonnepanelen al had aangeschaft vóór de subsidieaanvraag. De ondernemer, vertegenwoordigd door ing. D. Kiliç en mr. E. Hol, heeft hiertegen beroep ingesteld. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde het besluit om de subsidie op nihil vast te stellen, omdat de ondernemer de verplichting tot aanschaf al was aangegaan voordat de aanvraag was ingediend. Dit is in strijd met de vereisten voor het verkrijgen van subsidie, die een stimulerend effect vereisen. De ondernemer betoogde dat de verplichting pas na de aanvraag was aangegaan, maar het College oordeelde dat de minister terecht concludeerde dat de ondernemer onjuiste informatie had verstrekt. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van correcte gegevens bij subsidieaanvragen en de gevolgen van het niet voldoen aan de voorwaarden voor subsidieverlening. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats]

(gemachtigde: ing. D. Kiliç)
en

de minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. E. Hol)

Procesverloop

Met het besluit van 20 april 2023 (vaststellingsbesluit) heeft de minister de aan de maatschap op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) verleende subsidie op nihil (€ 0,-) vastgesteld.
Met het besluit van 10 augustus 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar daartegen ongegrond verklaard.
De vereniging heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Overwegingen

Aanleiding voor de procedure
1.1
De vereniging heeft op 1 februari 2022 subsidie aangevraagd voor de aanschaf en het laten installeren van warmtepompen. In de subsidieaanvraag heeft de vereniging 1 maart 2022 als aanschafdatum en 8 maart 2022 als installatiedatum genoteerd. De minister heeft de gevraagde subsidie voor warmtepompen verleend. Op 16 februari 2023 heeft de vereniging de aanvraag om vaststelling van de subsidie ingediend.
1.2
De minister heeft de subsidie met het vaststellingsbesluit op € 0,- vastgesteld. Met het bestreden besluit heeft de minister dat besluit gehandhaafd. Volgens de minister is de vereniging de verplichting voor de aanschaf van de warmtepompen aangegaan vóór de indiening van de subsidieaanvraag op 1 februari 2022. De vereniging heeft de opdracht tot levering van de warmtepompen namelijk op 21 december 2021 mondeling en op 24 december 2021 per e-mail bevestigd aan de installateur. De minister vindt het niet aannemelijk dat die opdracht door leveringsproblemen is geannuleerd en de opdracht op 2 februari 2022 is (her)bevestigd. Als de minister bekend was geweest dat de verplichting al was aangegaan op het moment dat de maatschap de aanvraag indiende, had de minister geen subsidie verleend. Als namelijk een verplichting is aangegaan voordat een aanvraag is ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van stimulerend effect. De minister is dan op grond van artikel 22, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (Kaderbesluit) gehouden de aanvraag af te wijzen.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
Standpunten van partijen
3 De vereniging stelt dat zij de verplichting tot aanschaf van de warmtepompen na de subsidieaanvraag is aangegaan. De coronapandemie was een hectische periode met leveringsproblemen en daarom heeft de gemachtigde van de vereniging op 24 december 2021 een e-mail gestuurd die bedoeld was als reservering van de warmtepompen. De installateur heeft die reservering mondeling geannuleerd en daarbij verteld de opdracht pas later aan te kunnen nemen. De installateur heeft in een bij het beroepschrift gevoegde verklaring bevestigd de opdracht niet aangenomen te hebben in verband met de levertijd van de warmtepompen en verzocht de opdracht te herbevestigen. Op 2 februari 2022 heeft de vereniging die opdracht alsnog gegeven en op 7 februari 2022 is de factuur betaald waarna de installatie op 13 maart 2022 heeft plaatsgevonden.
4 Volgens de minister is de vereniging de verplichting voorafgaand aan de subsidieaanvraag aangegaan en is die opdracht niet schriftelijk ontbonden. Stukken ter onderbouwing van die stelling ontbreken namelijk. Het later leveren van de warmtepompen betreft de nakoming van de verplichting die de vereniging voor de aanvraag is aangegaan. De verklaring van de installateur in beroep komt weliswaar overeen met de verklaring van de vereniging, maar die verklaring is niet onderbouwd.
Beoordeling door het College
5.1
Met een e-mail van 24 december 2021 heeft de installateur de mondelinge opdracht van de vereniging van 21 december 2021 voor een offerte van 4 december 2021 voor het plaatsen van warmtepompen bevestigd. Daarbij heeft de installateur de vereniging gewezen op de levertijd van zes weken. Met een e-mail van eveneens 24 december 2021 heeft de vereniging de opdracht van de installateur op haar beurt bevestigd. De installateur heeft op 29 december 2021 een factuur gestuurd gericht aan de vereniging.
5.2
Het betoog dat sprake was van een reservering, de vereniging die heeft afgezegd en dat zij de opdracht na de subsidieaanvraag nogmaals (en pas dan definitief) is aangegaan, slaagt niet. Uit de bewoordingen van de hiervoor genoemde stukken blijkt niet dat sprake was van een reservering, maar dat de vereniging een overeenkomst van opdracht is aangegaan met de installateur. Een ontbinding van deze overeenkomst van opdracht ontbreekt en dat de vereniging deze overeenkomst later opnieuw is aangegaan met de installateur is niet gebleken. Aan de verklaring van de installateur kan niet de waarde worden gehecht die de vereniging wenst, omdat deze verklaring niet overeenkomt met de hiervoor beschreven stukken en deze verklaring bovendien niet is onderbouwd.
5.3
Uit het voorgaande volgt dat de vereniging de eerste juridisch bindende toezegging tot aanschaf en installatie van de warmtepompen voorafgaand aan de subsidieaanvraag van 1 februari 2022 is aangegaan. Daarom heeft de vereniging onjuiste informatie verstrekt bij de subsidieaanvraag. De verstrekking van de juiste gegevens zou tot een afwijzing van de aanvraag tot subsidieverlening hebben geleid, omdat niet voldaan wordt aan de eisen inzake het stimulerend effect. De minister was daarom op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd om de subsidie op € 0,- vast te stellen.
Slotsom
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester in aanwezigheid van mr. M. Ettema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. M. Ettema

Bijlage

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening)
Artikel 2, aanhef en onder 23
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
23. „ aanvang van de werkzaamheden”: hetzij de aanvang van de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt.
Artikel 6, eerste lid en de eerste volzin van het tweede lid
1. Deze verordening is slechts van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft.
2 Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c
2 De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 10, tweede en zesde lid
2 Vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.
6 Bij subsidie aan een ondernemer waar een Europees steunkader op van toepassing is, komen alleen de kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.
Artikel 22, eerste lid, aanhef en onder c
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
c. niet voldaan wordt aan de eisen inzake het stimulerend effect, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.5.2., tweede lid, aanhef en onder a
2 Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt deze verstrekt aan een ondernemer, vereniging, stichting, eigenaar-bewoner dan wel andere rechtspersoon of natuurlijke persoon ten behoeve van de aanschaf en het door een bouwinstallatiebedrijf laten installeren van één of meer van de volgende installaties:
a. een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel dat:
1°. is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp, een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;
2°. een thermisch vermogen heeft van ten hoogste 70kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp; en
3°. is voorzien van een etiket, een productkaart en de bijbehorende technische documentatie;
Artikel 4.5.14., eerste lid
1. De subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, bevat:
a. mogelijk staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde eigenaar-bewoner;
b. geen staatsteun, indien deze subsidie verstrekt wordt aan een eigenaar-bewoner.