ECLI:NL:CBB:2024:556

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
23/1526
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieaanvraag voor zonnepanelen en vaststelling op nihil door de minister

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 augustus 2024, betreft het een geschil tussen de Maatschap [naam 1] en de minister van Klimaat en Groene Groei over de vaststelling van een subsidie voor zonnepanelen. De minister had de subsidie op nihil vastgesteld, omdat de maatschap de verplichting voor de aanschaf van de zonnepanelen zou hebben aangegaan vóór de indiening van de subsidieaanvraag. De maatschap had de subsidie aangevraagd voor de aanschaf en installatie van zonnepanelen, maar de minister stelde vast dat de offerte voor de zonnepanelen al vóór de aanvraag was ondertekend. Dit leidde tot de conclusie dat de subsidieaanvraag niet voldeed aan het vereiste van een stimulerend effect, wat noodzakelijk is voor de toekenning van subsidies. De maatschap voerde aan dat er geen juridisch bindende toezegging was gedaan voor de aanschaf van de zonnepanelen vóór de aanvraag, maar het College oordeelde dat de maatschap de verplichting mondeling was aangegaan vóór de aanvraagdatum. Het College concludeerde dat de minister bevoegd was om de subsidie op € 0,- vast te stellen en dat het beroep van de maatschap ongegrond was. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1526

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2024 in de zaak tussen

Maatschap [naam 1] , te [plaats] (maatschap)

(gemachtigde: mr. J.C. Karels)
en

minister van Klimaat en Groene Groei

(gemachtigde: mr. E. Hol)

Procesverloop

Met het besluit van 7 april 2023 heeft de minister de aan de maatschap op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) verleende subsidie op nihil (€ 0,-) vastgesteld.
Met het besluit van 16 juni 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar daartegen ongegrond verklaard.
De maatschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen
:de heer [naam 2] , [naam 3] , mevrouw [naam 4] en de gemachtigden van partijen.

Overwegingen

Aanleiding voor de procedure
1.1
De maatschap heeft subsidie aangevraagd voor de aanschaf en het laten installeren van zonnepanelen. De minister heeft de gevraagde subsidie voor zonnepanelen verleend. De maatschap heeft op 8 maart 2023 de aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend.
1.2
De minister heeft de subsidie met toepassing van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op € 0,- vastgesteld. Volgens de minister is de maatschap, in tegenstelling tot wat in het aanvraagformulier is gesteld, de verplichting voor de aanschaf van de zonnepanelen aangegaan vóór de indiening van de subsidieaanvraag op 2 september 2022. De offerte bij de vaststellingsaanvraag is namelijk op 30 augustus 2022 ondertekend. Als de minister hiervan op de hoogte was geweest ten tijde van de aanvraag, dan had de minister geen subsidie verleend. Als namelijk een verplichting is aangegaan voordat een aanvraag is ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van stimulerend effect. De minister is dan op grond van artikel 22, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (Kaderbesluit) gehouden de aanvraag af te wijzen. De Regeling biedt volgens de minister geen ruimte om hiervan af te wijken of om uit coulance de subsidie hoger vast te stellen. Voor ondernemers en anderen die behoren tot de zakelijke markt moet subsidie een direct stimulerend effect hebben op een investering in de productie van duurzame energie. Anders is mogelijk sprake van ongeoorloofde staatssteun, met gevolgen voor de mededinging.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
Standpunten van de maatschap
3.1
De maatschap stelt dat zij geen juridisch bindende toezegging voor de aanschaf van zonnepanelen heeft gedaan voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag. De offerte van de leverancier van 29 augustus 2022 is niet meteen ondertekend, maar is later telefonisch goedgekeurd. De zonnepanelen zijn vervolgens begin januari 2023 geïnstalleerd en betaald. De maatschap heeft daarna diezelfde offerte in januari 2023 ondertekend zonder de datum te vermelden. Van een bewuste valse opgave of een bewuste vergissing is in dit geval geen sprake. Daarom ontbreekt een grondslag voor vaststelling op € 0,-.
3.2
De maatschap voert verder aan dat het besluit grote financiële gevolgen heeft. De bijdrage van € 12.797,- is van groot belang voor de totale investering van € 62.250,-. Het besluit is een voorbeeld van formalisme. Het per ongeluk noteren van een verkeerde datum op een offerte, wat een kleine administratieve fout is, wordt zwaar bestraft met de intrekking van de subsidie.
Standpunten van de minister
4.1
Uit de offerte van 29 augustus 2022 en de ondertekening hiervan op 30 augustus 2022 door de maatschap blijkt volgens de minister dat de maatschap de verplichting tot aanschaf van de zonnepanelen is aangegaan voorafgaand aan de subsidieaanvraag op 2 september 2022. De maatschap heeft niet onderbouwd dat de opdracht op een ander moment dan op 30 augustus 2022 zou zijn verstrekt en ondertekend. De maatschap heeft in het midden gelaten wanneer de verplichting dan wel is aangegaan met de leverancier. De minister mag verwachten dat een aanvrager weet wanneer zij verplichtingen aangaat voor de aanschaf van 225 zonnepanelen: het gaat om een aanzienlijke financiële investering.
4.2
De gevolgen van de vaststelling van de subsidie op € 0,- zijn voor de maatschap niet onevenredig met de met dat besluit te dienen doelen. Voor ondernemers moet subsidie een stimulerend effect hebben. Anders is mogelijk sprake van ongeoorloofde staatssteun met gevolgen voor de mededinging. Het op € 0,- vaststellen is een geschikt en noodzakelijk middel om te voorkomen dat een subsidie die daarmee in strijd is, wordt uitbetaald. In de gegeven omstandigheden is het besluit ook evenwichtig. Het besluit is niet formalistisch: bij een zakelijke aanvrager moet ook rekening worden gehouden met de eisen voor stimulerend effect. Afwijken uit coulance is niet mogelijk.
Oordeel van het College
De vaststelling van de subsidie
5 De maatschap heeft ter zitting toegelicht telefonisch ergens in augustus van 2022 de opdracht tot aanschaf en installatie van de zonnepanelen telefonisch aan de installateur te hebben verleend. Hieruit volgt dat de maatschap de verplichting mondeling is aangegaan vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag op 2 september 2022. Wat de maatschap verder heeft aangevoerd over de datum van ondertekening van de offerte kan dan ook onbesproken blijven. In de subsidieaanvraag heeft de maatschap 1 december 2022 als aankoop- en installatiedatum genoemd. Uit het voorgaande volgt dat de maatschap bij haar aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt en dat de verstrekking van de juiste gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, namelijk een afwijzing van de subsidieaanvraag. De minister is daarom op grond van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd om de subsidie op € 0,- vast te stellen.
Het beroep op het evenredigheidsbeginsel
6.1
Het besluit tot vaststelling van de verleende subsidie op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb berust op een discretionaire bevoegdheid waarbij een afweging van de betrokken belangen dient te worden gemaakt. Op grond van het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de nadelige gevolgen van de vaststelling op € 0,- niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Om dit te kunnen beoordelen, moet de vraag worden beantwoord of het vaststellingsbesluit geschikt en noodzakelijk is om het doel te bereiken en of dat besluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is.
6.2
Het College oordeelt dat de nadelige gevolgen van het vaststellingsbesluit niet onevenredig zijn tot de met dat besluit te dienen doelen. De vaststelling van de ten onrechte verleende subsidie op € 0,- is een geschikt en noodzakelijk middel om de situatie waarin onrechtmatig subsidie is verleend, terug te draaien. Uit artikel 22, eerste lid, aanhef en onder c, van het Kaderbesluit volgt namelijk dat de maatschap geen recht had op verlening van de gevraagde subsidie, omdat niet aan het vereiste van stimulerend effect werd voldaan. De minister heeft geen ruimte om af te wijken van deze regelgeving, die uit het recht van de Europese Unie voortvloeit, ter voorkoming van de uitbetaling van verboden staatssteun die de mededinging verstoort. Omdat de maatschap door haar handelwijze de vaststelling van de subsidie op € 0,- aan zichzelf te wijten heeft, is in dit geval ook geen sprake van een onevenwichtig besluit. Er zijn verder geen feiten en omstandigheden die het besluit toch onevenwichtig maken.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester in aanwezigheid van mr. M. Ettema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. M. Ettema

Bijlage

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening)
Artikel 2, aanhef en onder 23
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
23. „ aanvang van de werkzaamheden”: hetzij de aanvang van de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt.
Artikel 6, eerste lid en de eerste volzin van het tweede lid
1. Deze verordening is slechts van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft.
2. Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit aanvangen, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c
2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 10, tweede en zesde lid
2. Vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.
6. Bij subsidie aan een ondernemer waar een Europees steunkader op van toepassing is, komen alleen de kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.
Artikel 22, eerste lid, aanhef en onder c
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
c. niet voldaan wordt aan de eisen inzake het stimulerend effect, bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.5.2., tweede lid, aanhef en onder a
2. Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt deze verstrekt aan een ondernemer, vereniging, stichting, eigenaar-bewoner dan wel andere rechtspersoon of natuurlijke persoon ten behoeve van de aanschaf en het door een bouwinstallatiebedrijf laten installeren van één of meer van de volgende installaties:
a. een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel dat:
1°. is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp, een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;
2°. een thermisch vermogen heeft van ten hoogste 70kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp; en
3°. is voorzien van een etiket, een productkaart en de bijbehorende technische documentatie;
Artikel 4.5.14., eerste lid
1. De subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, bevat:
a. mogelijk staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon, niet zijnde eigenaar-bewoner;
b. geen staatsteun, indien deze subsidie verstrekt wordt aan een eigenaar-bewoner.