Op 18 juli 2024 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening met betrekking tot de huis- en hobbydierenlijst. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben bezwaar gemaakt tegen het Besluit huis- en hobbydierenlijst van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, dat op 1 juli 2024 in werking is getreden. Dit besluit bevat een lijst van diersoorten die gehouden mogen worden en heeft geleid tot onduidelijkheid over de status van bepaalde diersoorten die verzoekers in hun bezit hebben.
Tijdens de zitting op 16 juli 2024 heeft de minister toegezegd niet te handhaven op overtredingen van artikel 3, tweede lid, van het Besluit huis- en hobbydierenlijst voor de door verzoekers gehouden dieren, gedurende een periode van zes weken na de beslissing op bezwaar. Hierdoor hebben verzoekers hun doel bereikt en hebben zij geen belang meer bij een verdere beoordeling van hun verzoeken. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken voor het overige afgewezen, maar heeft de minister opgedragen het door verzoekers betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij het treffen van voorlopige voorzieningen en de rol van de minister in het handhaven van regelgeving omtrent het houden van dieren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is verzonden aan de betrokken partijen.