ECLI:NL:CBB:2024:490

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/1602, 23/1643, 23/1679 en 23/1680
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van kennisneming in bestuursrechtelijke procedures betreffende de Prestatie- en tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg en Forensische Zorg

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 mei 2024 een beslissing genomen over de beperking van de kennisneming van bepaalde stukken in het kader van beroepen tegen de Prestatie- en tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg en Forensische Zorg. De betrokken partijen, waaronder Stichting De Forensische Zorgspecialisten (DFZS), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), en verschillende zorgverzekeraars, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de NZa van 12 juli 2023, waarin hun bezwaren tegen de genoemde beschikking ongegrond zijn verklaard. De NZa heeft vertrouwelijke versies van gedingstukken ingediend en verzocht om beperking van de kennisneming van bepaalde passages ten aanzien van de zorgverzekeraars.

De rechter-commissaris heeft op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat de gevraagde beperking gerechtvaardigd is. Hij heeft vastgesteld dat openbaarmaking van de informatie tot onevenredig nadeel voor de verstrekkers van de gegevens kan leiden, terwijl kennisneming door andere partijen niet noodzakelijk is voor een goede belangenbehartiging. De zorgverzekeraars hebben ingestemd met de beperking, wat het College in staat stelt om op basis van de vertrouwelijke stukken uitspraak te doen.

De beslissing van de rechter-commissaris is genomen door mr. T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Ligthart als griffier. De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwelijkheid in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die gevoelige informatie bevatten die de belangen van betrokken partijen kan schaden.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/1602, 23/1643, 23/1679 en 23/1680
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen

23 1602

Stichting De Forensische Zorgspecialisten, te Utrecht (DFZS)

(gemachtigden: mr. D.W.L.A. Schrijvershof en mr. L.A.J.M. Peeters)
en

de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

(gemachtigden: mr. F.J.H. van Tienen en mr. B.R. Boerboom).
23/1643

Stichting ARQ Centrum '45, te Diemen (ARQ)

(gemachtigde: drs. A. Osinga)
en

NZa

23/1679 en 23/1680

De Nederlandse ggz, te Amersfoort, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, te Utrecht, Meer GGZ, te Leidschendam (de Verenigingen)

(gemachtigde: mr. J.J. Rijken)
en

NZa

23/1602, 23/1643, 23/1679 en 23/1680
Als derde-partijen hebben aan de gedingen deelgenomen:

Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V, Interpolis Zorgverzekeringen N.V., FBTO Zorgverzekeringen N.V. en De Friesland N.V., te Leiden (Zilveren Kruis)

(gemachtigden: mr. J.M.Y. van Beijeren en mr. D. Hooft Graafland)

VGZ Zorgverzekeraar N.V., IZA Zorgverzekeraar N.V., N.V. Univé Zorg en N.V. Zorgverzekeraar UMC, te Arnhem (VGZ)(gemachtigde: mr. D. Hooft Graafland)

Procesverloop

DFZS, ARQ en de Verenigingen hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de NZa van
12 juli 2023, waarbij hun bezwaren tegen de Prestatie- en tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg en Forensische Zorg (2023) ongegrond zijn verklaard. De Verenigingen hebben ook beroep ingesteld tegen het besluit van 12 juli 2023, waarbij hun bezwaar tegen de Prestatie- en tariefbeschikking Geestelijke Gezondheidszorg en Forensische Zorg (2022) ongegrond is verklaard.
De NZa heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken ingezonden en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. De NZa heeft verzocht om beperking van de kennisneming van een aantal passages ten aanzien van de derde-partijen (de zorgverzekeraars).
Het betreft (delen van) de volgende stukken:
- A1 Bezwaarschrift van ARQ;
- A2 Pleitnota van ARQ;
- A3 Aanvullende pleitnota van ARQ;
- C2 Aanvullende bezwaargronden van DFZS;
- C3 verslag hoorzitting DFZS.
De zorgverzekeraars hebben desgevraagd medegedeeld dat zij, indien de rechter-commissaris beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, erin toestemmen dat het College mede op de grondslag van die stukken uitspraak doet.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2 De rechter-commissaris oordeelt dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de genoemde delen van de stukken A1, A2, A3, C2 en C3 gerechtvaardigd is. De rechter-commissaris onderschrijft de motivering die de NZa aan haar verzoek tot beperking van de kennisneming van deze stukken, die zij van ARQ en DFZS heeft ontvangen, ten grondslag heeft gelegd. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de stukken gegevens bevatten die vertrouwelijk moeten blijven omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekkers van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partijen die er niet over beschikken, niet noodzakelijk is om hun belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
3 Gelet op de instemming van de zorgverzekeraars kan het College mede op de grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken A1, A2, A3, C2 en C3 uitspraak doen.

Beslissing

De rechter-commissaris beslist dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de stukken A1, A2, A3, C2 en C3 gerechtvaardigd is.
Aldus genomen door mr. T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Ligthart als griffier, op 31 mei 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. M.G. Ligthart