ECLI:NL:CBB:2024:464

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
23/745
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor aanvullende energiebesparende maatregelen na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam] en de minister voor Klimaat en Energie, betreffende de afwijzing van een subsidieaanvraag voor energiebesparende maatregelen. De minister had eerder op 19 augustus 2022 een subsidie voor spouwmuur- en glasisolatie toegewezen, maar de aanvraag voor een aanvullende maatregel, die meer dan een jaar na de eerste maatregel was aangebracht, werd afgewezen. Het College oordeelde dat de minister terecht geen aanvullende subsidie heeft verleend, omdat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van de Regeling EZK- en LNV-subsidies, die vereisen dat maatregelen binnen twaalf maanden na elkaar worden getroffen. Het College benadrukte dat de voorwaarden van de Regeling zijn opgesteld om investeringen in energiebesparende maatregelen te stimuleren en dat de minister niet in strijd heeft gehandeld met de geest van de Regeling. Het beroep van [naam] werd ongegrond verklaard, en de minister was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats]

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke)

Procesverloop

Met het besluit van 19 augustus 2022 (subsidiebesluit) heeft de minister de aanvraag om subsidie voor spouwmuur- en glasisolatie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing van de nationale Regeling EZK- en LNV-subsidies (Regeling) toegewezen.
Met het besluit van 2 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam] ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 mei 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
[naam] heeft energiebesparende isolatiemaatregelen (maatregelen) getroffen aan zijn woning. De eerste maatregel is aangebracht op 14 april 2021. Op 2 februari 2022 heeft [naam] subsidie aangevraagd voor spouwmuur- en HR++ glasisolatie. De minister heeft die subsidieaanvraag met het subsidiebesluit toegewezen.
1.2
Hierna heeft [naam] nog 24 m2 glasisolatie aangebracht in zijn woning. Dat blijkt uit de overgelegde factuur van 4 mei 2022. Hij heeft in bezwaar gevraagd of deze aanvullende maatregel nog kon worden meegenomen in het kader van de subsidieaanvraag. In het bestreden besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat [naam] niet in aanmerking komt voor subsidie op grond van de Regeling voor deze aanvullende maatregel, omdat die maatregel niet binnen de vereiste termijn van twaalf maanden na het treffen van de eerste maatregel is aangebracht.
Standpunt van [naam]
2 [naam] betwist niet dat zijn verzoek om subsidie voor de aanvullende maatregel bij een strikte toepassing van de Regeling moet worden afgewezen, omdat de laatste maatregel niet binnen twaalf maanden na het aanbrengen van de eerste maatregel is aangebracht. Hij wijst erop dat het glas daadwerkelijk is geplaatst en de factuur is betaald, zodat hij volgens de geest van de Regeling recht heeft op de subsidie. Dat hij zich niet aan de termijn heeft gehouden, betekent niet dat hij een fraudeur is. Bovendien houdt de RVO zich ook niet aan termijnen. Verder is [naam] het niet eens met de strenge voorwaarden van de Regeling, waarbij binnen een beperkte periode voldoende energiebesparende maatregelen moeten worden genomen om voor subsidie in aanmerking te komen. Om financiële redenen heeft hij zijn huis gefaseerd verduurzaamd. Daardoor loopt hij subsidie mis voor de laatste maatregel, terwijl die maatregel wel bijdraagt aan de doelstelling van de Regeling.
Standpunt van de minister
3 De minister komt tot de conclusie dat aan [naam] geen subsidie kan worden verleend voor de aanvullende maatregel. Als de aanvullende maatregel zou worden meegenomen bij de bestaande aanvraag, geldt dat er meer dan twaalf maanden zijn verstreken tussen de eerste maatregel en de aanvraag. Wordt de aanvullende maatregel op zichzelf bezien, dan vervallen de andere maatregelen in de aanvraag en bestaat evenmin recht op subsidie. Met de afwijzing handelt de minister niet in strijd met de geest van de Regeling. Het vereiste om maatregelen binnen twaalf maanden na elkaar aan te brengen is in de Regeling opgenomen om te stimuleren dat investeringen voor het treffen van maatregelen zo kort mogelijk na elkaar worden gedaan. Om te stimuleren dat alle maatregelen zoveel mogelijk in één keer worden uitgevoerd, kan verder niet nogmaals subsidie worden verleend voor eenzelfde type maatregel. Dat [naam] niet aan de voorwaarden voldoet voor subsidie, betekent niet dat hij als fraudeur wordt aangemerkt.
Beoordeling door het College
4.1
Naar het oordeel van het College heeft de minister in bezwaar terecht geen (aanvullende) subsidie verleend voor de aanvullende maatregel. De minister heeft er terecht op gewezen dat de omstandigheid dat aanvullende maatregel meer dan een jaar na de eerste maatregel is aangebracht, daarvoor een belemmering vormt.
4.2
Het betoog van [naam] dat de Regeling op dit punt onevenredig is slaagt niet. De minister heeft toegelicht dat het achterliggende doel van de (voorwaarden in de) Regeling is dat wordt gestimuleerd dat in een korte periode een grote(re) investering wordt gedaan. Dat is een politiek-beleidsmatige keuze van de regelgever. De voorwaarden van de Regeling zijn geschikt en noodzakelijk om dit doel te realiseren. Het College ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de Regeling om die reden onevenwichtig is. Verder zijn de door [naam] aangevoerde omstandigheden niet zo bijzonder dat toepassing van de Regeling in het geval van [naam] tot een onevenredige uitkomst leidt.
4.3
Tot slot zijn de termijnen waaraan de minister zich bij de behandeling van aanvragen en bezwaren moet houden, termijnen van orde. Bij overschrijding daarvan ontstaat geen aanspraak op subsidie.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
D. Brugman E.C.C. Deen