ECLI:NL:CBB:2024:463

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
23/211
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor dak- en glasisolatie wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag voor dak- en glasisolatie. De aanvraag was ingediend op 30 maart 2022, terwijl de uiterste indieningsdatum, na verlenging, op 14 februari 2022 lag. De minister voor Klimaat en Energie had de aanvraag afgewezen op grond van te late indiening, conform artikel 4.5.9 van de Regeling EZK- en LNV-subsidies. De appellant stelde dat hij problemen had ondervonden bij het indienen van de aanvraag en dat hij niet was teruggebeld door de helpdesk van de RVO, wat hij als onzorgvuldig beschouwde. Het College oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de subsidieaanvrager ligt en dat de afwijzing van de aanvraag niet onevenredig was. Het College benadrukte dat de appellant na het ondervinden van problemen op 24 januari 2022 nog voldoende tijd had om zijn aanvraag opnieuw in te dienen, maar dit niet had gedaan. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/211

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats]

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke)

Procesverloop

Met het besluit van 3 augustus 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de subsidieaanvraag voor dak-, en glasisolatie op grond van titel 4.5 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 22 december 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam] ongegrond verklaard.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 mei 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1. [naam] heeft op 30 maart 2022 subsidie aangevraagd voor dak- en glasisolatie (energiebesparende isolatiemaatregelen). De minister heeft de subsidieaanvraag afgewezen, omdat die later is ingediend dan twaalf maanden na het aanbrengen van de maatregel voor glasisolatie. Daardoor komt ook de (resterende) maatregel voor dakisolatie niet voor subsidie in aanmerking. De subsidieaanvraag moet namelijk zien op ten minste twee typen maatregelen. Met het bestreden besluit heeft de minister de afwijzing gehandhaafd.
Standpunt van [naam]
2 [naam] heeft aangevoerd dat de subsidieaanvraag ten onrechte is afgewezen. Hij heeft toegelicht dat het hem op 24 januari 2022 niet lukte om bijlagen bij zijn digitale subsidieaanvraag te uploaden, zodat hij de aanvraag niet kon indienen. Hij heeft daarover contact opgenomen met de helpdesk, maar daar kon men hem niet helpen. Volgens [naam] zou hij nog door de helpdesk worden teruggebeld, maar is dat niet gebeurd, wat zeer onzorgvuldig is en in strijd met basisregels voor goede klantbehandeling door een helpdesk. De RVO heeft daarmee de op haar rustende zorgplicht geschonden. Vanwege persoonlijke omstandigheden heeft [naam] vervolgens pas op 30 maart 2022 opnieuw geprobeerd de aanvraag in te dienen, en ditmaal is het wel gelukt. [naam] vindt dat als indieningsdatum 24 januari 2022 moet worden gehanteerd, omdat hij op die datum met de aanvraag is gestart. Uit een door hem overgelegde schermprint blijkt dat op die datum een conceptaanvraag is opgeslagen in het systeem van de RVO. Tot slot begrijpt [naam] niet waarom hij twee beslissingen op zijn bezwaar heeft ontvangen. Kennelijk is er beslist op twee aanvragen.
Standpunt van de minister
3 Volgens de minister is de subsidieaanvraag terecht afgewezen. De minister heeft toegelicht dat het in de periode tussen 3 januari en 24 januari 2022 in het geheel niet mogelijk was een digitale aanvraag in te dienen. Daarom heeft de RVO de aanvraagtermijn verlengd tot 14 februari 2022. Dat heeft ook op de website gestaan. De aanvraag van [naam] had dus uiterlijk op 13 februari 2022 ingediend moeten zijn. Op 24 januari 2022 om 9:00 uur - en niet pas op 25 januari 2022, zoals [naam] veronderstelt - was het juist wel weer mogelijk aanvragen in te dienen, omdat vanaf dat moment het nieuwe digitale aanvraagformulier beschikbaar was. De minister is niet bekend met technische storingen op 24 januari 2022. Als het [naam] niet lukte om op die dag een volledige aanvraag in te dienen omdat het hem niet lukte de bijlagen te uploaden, had [naam] dat later opnieuw moeten proberen. Dat hij contact heeft opgenomen met de helpdesk en die hem niet heeft teruggebeld, is ongelukkig, maar ontslaat [naam] niet van zijn verplichting om zelf opnieuw te proberen de aanvraag in te dienen of anders opnieuw, binnen de aanvraagtermijn, contact op te nemen met de RVO. Het is niet aannemelijk geworden dat [naam] hier niet toe in staat was vanwege zijn persoonlijke problemen. Tot slot is het de minister niet duidelijk waarom kennelijk twee aparte beslissingen op bezwaar zijn verzonden, maar dit zegt in ieder geval niets over het aantal al dan niet tijdig ingediende aanvragen.
Beoordeling door het College
4.1
Het College stelt voorop dat te late indiening van de aanvraag een dwingende afwijzingsgrond is op grond van artikel 4.5.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling. Volgens de aanvraag is de maatregel voor glasisolatie op 11 februari 2021 aangebracht en de maatregel voor dakisolatie op 3 december 2021. De aanvraagtermijn van twaalf maanden om in aanmerking te komen voor subsidie voor beide maatregelen is gaan lopen nadat de eerste maatregel, de glasisolatie, is aangebracht. Deze termijn eindigde op 11 februari 2022. Gedurende een gedeelte van de aanvraagperiode, namelijk tot 24 januari 2022, was het niet mogelijk een aanvraag in te dienen. Daarom is de aanvraagtermijn toen voor alle aanvragen verlengd tot 14 februari 2022. [naam] heeft pas een aanvraag ingediend op 30 maart 2022 en dus buiten de (verlengde) termijn. Op grond van de Regeling was de minister dus gehouden de aanvraag af te wijzen.
4.2
Naar het oordeel van het College is de afwijzing van de aanvraag niet onevenredig. Daarbij neemt het College in aanmerking dat [naam] , nadat hij op 24 januari 2022 bij de aanvraag op problemen stuitte met het uploaden van de bijlagen, nog bijna drie weken de gelegenheid had om dit nogmaals te proberen, of hierover anders (nogmaals) contact op te nemen met de RVO. Dat [naam] dat niet heeft gedaan, moet voor zijn rekening blijven. Het is de verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager om er zelf voor zorgen dat zijn aanvraag op tijd wordt ingediend en bij problemen bij de indiening contact op te nemen met RVO. Het College is het met [naam] eens dat het niet netjes is dat [naam] op of na 24 januari 2024 niet is teruggebeld door de helpdesk, zoals hem was beloofd, maar dat ontslaat hem niet van de verplichting zelf al het nodige te doen om de aanvraag voor de daarvoor geldende uiterste datum in te dienen. Van persoonlijke omstandigheden die dat voor hem onmogelijk maakten, is niet gebleken. Verder maakt de omstandigheid dat [naam] kennelijk per abuis twee afwijzende beslissingen op het bezwaar heeft ontvangen, niet dat de aanvraag inhoudelijk had moeten worden beoordeeld.
Slotsom
5 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman in aanwezigheid van mr. E.C.C. Deen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
D. Brugman E.C.C. Deen