ECLI:NL:CBB:2024:454

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23/436
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing TVL-subsidie aanvraag voor Q1 2022 wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie voor het eerste kwartaal van 2022. De ondernemer had zijn aanvraag niet tijdig ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De ondernemer stelde dat hij niet op de hoogte was van de deadline en dat hij dacht dat, net als in eerdere periodes, aanvragen ook na de subsidieperiode ingediend konden worden. Hij voerde aan dat de minister hem had moeten informeren over de gewijzigde aanvraagtermijn, vooral gezien de drukte waarmee ondernemers te maken hadden tijdens de coronacrisis.

Het College heeft de beslissing van de minister getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Het College oordeelde dat de omstandigheden die de ondernemer aanvoerde niet maakten dat de afwijzing van de aanvraag onevenredig was. De verantwoordelijkheid om op de hoogte te zijn van de voorwaarden voor subsidie ligt bij de ondernemer zelf. De minister is niet verplicht om ondernemers actief te informeren over afwijkende aanvraagtermijnen. De ondernemer had tijdig kennis moeten nemen van de TVL-voorwaarden en zijn aanvraag op tijd moeten indienen. De argumenten van de ondernemer, waaronder de algemene uitlatingen van ministers de Jonge en Rutte, werden door het College als niet relevant beschouwd voor de beoordeling van de aanvraag.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de TVL-subsidie door de minister. De minister was niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/436
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024

Rechter: mr. M. van Duuren

Griffier: mr. A. Verhoeven

Partijen

[naam 1] handelend onder de naam [naam 2], te [woonplaats] , (de ondernemer), waarvoor aanwezig is [naam 1]
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door W. Dam en A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De aanvraagperiode voor een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2022 tot 31 maart 2022 (artikel 2.6.7 van de TVL). Dit stond ook op de website van de RVO.
2. De minister heeft de TVL-aanvraag van de ondernemer voor Q1 van 2022 afgewezen omdat de aanvraag niet binnen de aanvraagperiode is ingediend. Vaststaat dat de ondernemer geen aanvraag ingediend. De reden daarvoor was dat de ondernemer niet wist dat de aanvraagtermijn op 31 maart 2022 eindigde. Hij ging ervan uit dat, net als in de vorige periodes, een aanvraag kon worden ingediend na de subsidieperiode. De minister had volgens de ondernemer erop moeten wijzen dat het voor deze periode anders was, ook omdat ondernemers toen druk waren met het weer opbouwen van hun ondernemingen. Bovendien heeft RVO aangeraden om pas na afloop van een kwartaal TVL aan te vragen omdat de omzetcijfers dan duidelijk zijn. Tenslotte beroept de ondernemer zich op de uitspraken van de Jonge en Rutte dat ondernemers steun zouden krijgen en wijst hij erop dat zijn gezin afhankelijk is van zijn inkomen.
3. Het College toetst de beslissing van de minister op evenredigheid omdat aan die beslissing ook het (ongeschreven) evenredigheidsbeginsel ten grondslag ligt.
4. Het College is van oordeel dat de omstandigheden die de ondernemer aanvoert niet maken dat de afwijzing van de aanvraag onevenredig is. De minister heeft terecht gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid is van een ondernemer om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. De minister is niet gehouden om ondernemers van een afwijkende (van eerdere aanvraagtermijnen) aanvraagtermijn actief op de hoogte te stellen. Het lag op de weg van de ondernemer om tijdig kennis te nemen van de TVL-voorwaarden en de aanvraag op tijd in te dienen. Dat RVO zou hebben aangeraden pas na het subsidiekwartaal de aanvraag in te dienen omdat de omzetcijfers dan bekend waren, maakt dat niet anders. De aanvraag kan gedaan worden en wordt ook doorgaans gedaan op basis van een schatting van de omzet, bijvoorbeeld aan de hand van een vorig kwartaal.
5. De mededelingen van ministers de Jonge en Rutte waar de ondernemer naar verwijst, zijn algemene uitlatingen en geen toezeggingen. De TVL kent voorwaarden. De concrete aanvraag van individuele ondernemers moet daaraan voldoen en dat is niet zo in het geval van de ondernemer. Dat de ondernemer financieel moeilijk zat, verklaart niet waarom de ondernemer de aanvraag te laat heeft ingediend en rechtvaardigt dit niet. Dat het geduld van de ondernemer op de proef is gesteld, is vervelend, maar maakt het besluit niet onevenredig.
6. De minister heeft de TVL-subsidie terecht afgewezen. Het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. M. van Duuren w.g. A. Verhoeven