ECLI:NL:CBB:2024:454
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing TVL-subsidie aanvraag voor Q1 2022 wegens te late indiening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie voor het eerste kwartaal van 2022. De ondernemer had zijn aanvraag niet tijdig ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De ondernemer stelde dat hij niet op de hoogte was van de deadline en dat hij dacht dat, net als in eerdere periodes, aanvragen ook na de subsidieperiode ingediend konden worden. Hij voerde aan dat de minister hem had moeten informeren over de gewijzigde aanvraagtermijn, vooral gezien de drukte waarmee ondernemers te maken hadden tijdens de coronacrisis.
Het College heeft de beslissing van de minister getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Het College oordeelde dat de omstandigheden die de ondernemer aanvoerde niet maakten dat de afwijzing van de aanvraag onevenredig was. De verantwoordelijkheid om op de hoogte te zijn van de voorwaarden voor subsidie ligt bij de ondernemer zelf. De minister is niet verplicht om ondernemers actief te informeren over afwijkende aanvraagtermijnen. De ondernemer had tijdig kennis moeten nemen van de TVL-voorwaarden en zijn aanvraag op tijd moeten indienen. De argumenten van de ondernemer, waaronder de algemene uitlatingen van ministers de Jonge en Rutte, werden door het College als niet relevant beschouwd voor de beoordeling van de aanvraag.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de TVL-subsidie door de minister. De minister was niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.