ECLI:NL:CBB:2024:453

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23/422
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een te late aanvraag voor TVL-subsidie in het kader van COVID-19

Op 24 juni 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/422. De zaak betreft een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie voor het eerste kwartaal van 2022, die te laat is ingediend door een onderneming. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de aanvraag afgewezen, wat door het College is getoetst op evenredigheid. De onderneming stelde dat zij tijdens de aanvraagperiode dacht dat zij niet in aanmerking kwam voor de subsidie vanwege te hoge omzet, maar het College oordeelde dat deze omstandigheid niet maakt dat de afwijzing onevenredig was. De onderneming had de aanvraag tijdig kunnen indienen en het niet tijdig indienen komt voor rekening en risico van de onderneming. Het College concludeerde dat de mededeling van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland over een procedure voor te late aanvragen niet als een toezegging kan worden gezien. Ondanks fouten in het besluitvormingsproces van de minister, had dit geen inhoudelijke gevolgen voor de beoordeling van de aanvraag. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/422
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024

Rechter: mr. M. van Duuren

Griffier: mr. A. Verhoeven

Partijen

[naam 1], te [woonplaats] , (de onderneming), waarvoor aanwezig is [naam 2]
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door W. Dam en A.M.D. Dijkstra

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat de aanvraag om een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal (Q1) van 2022 te laat is ingediend. De TVL bepaalt dat de aanvraag dan moet worden afgewezen en dat heeft de minister ook gedaan.
2. Het College toetst de beslissing van de minister op evenredigheid omdat aan die beslissing ook het (ongeschreven) evenredigheidsbeginsel ten grondslag ligt.
3. De onderneming dacht tijdens de aanvraagtermijn voor Q1 2022 te veel omzet behaald te hebben om voor TVL in aanmerking te komen. Bij het doen van de aangifte omzetbelasting voor Q1 2022 werd duidelijk dat dat niet het geval was. Het College is van oordeel dat deze omstandigheid niet maakt dat de afwijzing van de aanvraag onevenredig is. De aanvraag had (tijdig) ingediend kunnen worden.
4. De onderneming heeft op de zitting aangevoerd dat het beter ging met onderneming en zij er niet op bedacht was dat er nog een termijn van TVL-openstelling aan zat te komen. Dit maakt niet dat de wettelijke termijn door de minister opzij kan worden geschoven. Het niet tijdig indienen van de aanvraag komt dus voor rekening en risico van de onderneming.
5. De mededeling van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dat een procedure bestaat om een te late aanvraag te melden, is niet aan te merken als een toezegging op grond waarvan de ondernemer ervan uit mocht gaan dat de aanvraag later kon worden ingediend.
6. Dat de minister fouten heeft gemaakt in het besluitvormingsproces is betreurenswaardig. Het geduld van de onderneming is hierdoor weliswaar op de proef gesteld maar het heeft geen inhoudelijke gevolgen gehad voor de beoordeling en/of de procesgang. Het College verbindt daaraan daarom ook geen gevolg.
7. De minister heeft de TVL-subsidie terecht afgewezen. Het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. M. van Duuren w.g. A. Verhoeven