Op 25 juni 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een SBI-herzieningsverzoek ingediend, omdat zij geen aanvraag voor de TVL-subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 had kunnen indienen. De minister had het verzoek afgewezen, omdat de onderneming geen tijdige aanvraag had gedaan. De onderneming stelde dat zij door een foutieve SBI-code niet in aanmerking kwam voor de subsidie en dat zij pas later op de hoogte was van de mogelijkheid om haar SBI-code te wijzigen.
De minister verklaarde dat alleen ondernemingen die tijdig een aanvraag voor Q4 2020 hadden ingediend, in aanmerking kwamen voor de coulanceregeling. Het College oordeelde dat de onderneming op het moment van het indienen van het herzieningsverzoek geen tijdige aanvraag had gedaan en dat het verzoek terecht was afgewezen. De minister had bovendien toegelicht dat de onderneming haar SBI-code eenvoudig had kunnen wijzigen, wat de onderneming niet had gedaan.
Het College concludeerde dat het vasthouden aan de aanvraagtermijn niet onevenredig was en dat de negatieve financiële gevolgen voor de onderneming voor haar eigen rekening kwamen. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.