ECLI:NL:CBB:2024:387

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
23/1060
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van SDE-subsidie voor zonnepanelen wegens onjuiste plaatsing en vergunningstatus

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 juni 2024 uitspraak gedaan over de intrekking van een SDE-subsidie voor zonnepanelen die was verleend aan een vennootschap. De minister voor Klimaat en Energie had op 4 november 2022 besloten de subsidie in te trekken, omdat de zonnepanelen niet waren geplaatst op een bestaand gebouw zoals in de subsidieaanvraag was aangegeven, maar op een nieuw gebouw waarvoor ten tijde van de aanvraag nog geen omgevingsvergunning was verkregen. De vennootschap had in maart 2019 een subsidie aangevraagd voor zonnepanelen op het dak van een oude loods, maar had deze uiteindelijk op een nieuwe loods geplaatst. De minister oordeelde dat de subsidie op basis van onjuiste gegevens was verleend en dat de aanvraag had moeten worden afgewezen als de juiste informatie was verstrekt. De vennootschap voerde aan dat de intrekking van de subsidie onevenredig was, maar het College oordeelde dat de gevolgen van het intrekkingsbesluit niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die ermee gediend werden. Het College bevestigde dat de minister bevoegd was om de subsidie in te trekken op basis van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit SDE, en dat de vennootschap had moeten voldoen aan de voorwaarden die aan de subsidie waren verbonden. Het beroep van de vennootschap werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1060

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juni 2024 in de zaak tussen

[naam] V.O.F., te [plaats] (vennootschap)

(gemachtigde: J.J.A van der Burg),
en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: J. van Essen)

Procesverloop

Met een besluit van 4 november 2022 (intrekkingsbesluit) heeft de minister de aan de vennootschap verleende subsidie voor zonnepanelen ingetrokken.
Met een besluit van 30 maart 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de vennootschap tegen het intrekkingsbesluit ongegrond verklaard.
De vennootschap heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 21 maart 2024. De gemachtigden van partijen hebben aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1.1
De vennootschap heeft in maart 2019 een subsidie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Besluit SDE) aangevraagd voor een productie-installatie (zonnepanelen) op het dak van een bestaand gebouw in [plaats] (oude loods). In het aanvraagformulier is de vraag of de productie-installatie wordt geplaatst op een nog te bouwen bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, met ‘nee’ beantwoord.
1.2
De minister heeft met een besluit van 24 juni 2019 de aangevraagde subsidie verleend (verleningsbesluit). In de bijlage bij dat besluit is vermeld dat de productie-installatie moet worden gerealiseerd en geëxploiteerd overeenkomstig de gegevens zoals die bij de aanvraag om subsidie zijn ingediend. Ook is vermeld dat voor wijzigingen in bijvoorbeeld locatie, tenaamstelling, vermogen, datum ingebruikname of andere essentiële wijzigingen, altijd vooraf toestemming moet worden gevraagd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
1.3.
De vennootschap heeft de zonnepanelen niet meteen geïnstalleerd omdat de daarvoor benodigde grootverbruik stroomaansluiting er toen nog niet was. Die was er pas drie jaar later. De vennootschap had intussen een nieuwe loods gebouwd. In een ander besluit, dat hier niet in geding is, heeft de minister de vennootschap ook SDE-subsidie verleend voor zonnepanelen op die nieuwe loods. De hier in geding zijnde zonnepanelen zijn in plaats van op de oude loods, zoals tijdens de aanvraag de bedoeling was, ook op de nieuwe loods geplaatst.
2 De minister heeft de subsidie ingetrokken omdat de zonnepanelen niet zijn geplaatst op bestaande bouw, als vermeld in de aanvraag. De subsidie is op basis van onjuiste gegevens in de aanvraag verleend en zou op basis van de juiste gegevens zijn geweigerd. Als in de aanvraag zou zijn vermeld dat de zonnepanelen geplaatst zouden gaan worden op een nog te bouwen gebouw waarvoor een omgevingsvergunning nodig was die er nog niet was, zou de minister de subsidie niet hebben verleend omdat de vergunning ontbrak.
3 De vennootschap komt op tegen het intrekkingsbesluit. Zij geeft aan dat zij weet dat hij volgens de regelgeving geen recht heeft op SDE-subsidie, maar vraagt het College om de zaak op een menselijke manier te benaderen. Het was bij de subsidieaanvraag de bedoeling om de zonnepanelen op de oude loods te plaatsen. Tegen de tijd dat de daarvoor benodigde grootverbruik aansluiting er was, was de nieuwe loods gereed. Toen heeft zij besloten om alle zonnepanelen daarop te installeren. Daarvoor was voldoende ruimte en draagvermogen. Het was ook veiliger. Het zou volgens de vennootschap ridicuul zijn als zij de zonnepanelen op de oude loods had geplaatst alleen omdat de omgevingsvergunning voor de nieuwe loods ten tijde van de aanvraag ontbrak.

Beoordeling

4 In dit geding is de hierna vermelde wet- en regelgeving van belang.
4.1
Op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien: [..]
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.
4.2
Uit artikel 56, zesde lid, van het Besluit SDE in samenhang met artikel 2, eerste lid,
van de Algemene uitvoeringsregeling SDE, volgt dat bij een aanvraag om SDE-subsidie
alle vergunningen moeten worden gevoegd die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de productie-installatie. Uit artikel 59, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit SDE volgt dat de subsidieaanvraag wordt afgewezen als, indien van toepassing, één of meer vergunningen als bedoeld in artikel 56, zesde lid, niet zijn verleend.
4.3
In artikel 62, eerste lid, van het Besluit SDE is bepaald dat de subsidie-ontvanger de productie-installatie moet realiseren en exploiteren overeenkomstig de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie. Uit artikel 62, derde lid, van het Besluit SDE volgt
dat de minister daarvoor op verzoek van een subsidieontvanger ontheffing kan verlenen.
5. Het College ziet zich voor de vraag gesteld of de minister de SDE-subsidie heeft mogen intrekken. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
5.1
Gezien het verleningsbesluit was de vennootschap op grond van artikel 62, eerste lid, van het Besluit SDE verplicht om de zonnepanelen te installeren op een bestaand gebouw. Dat is niet gebeurd. De minister was daarom op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb bevoegd om de subsidie in te trekken, zoals hij heeft gedaan.
5.2
De minister was ook op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd om de subsidie in te trekken, zoals hij heeft gedaan. De minister had de in geding zijnde aanvraag om subsidie immers moeten afwijzen, als daarmee subsidie was aangevraagd voor zonnepanelen op de nog te bouwen nieuwe loods waarvoor de benodigde omgevingsvergunning nog niet was verleend. Dat volgt uit artikel 59, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit SDE.
5.3
Het College ziet in wat de vennootschap heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de minister van zijn bevoegdheid geen gebruik heeft mogen maken. Zelfs als het voor de vennootschap logisch was om de zonnepanelen op de nieuwe loods te plaatsen, dan nog had zij daarvoor eerst toestemming (ontheffing) aan de minister moeten vragen, zoals zij ook ontheffing heeft aangevraagd op de in het verleningsbesluit vermelde uiterste datum van ingebruikname van de zonnepanelen. Dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico.
5.4
Het besluit tot intrekking van de verleende subsidie op grond van artikel 4:48, eerste lid, van de Awb berust op een discretionaire bevoegdheid waarbij een afweging van de betrokken belangen dient te worden gemaakt. Op grond van het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de nadelige gevolgen van het intrekkingsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Om dit te kunnen beoordelen moet de vraag worden beantwoord of het intrekkingsbesluit geschikt en noodzakelijk is om het doel te bereiken en of dat besluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is.
5.5
Het College oordeelt dat de gevolgen van het intrekkingsbesluit voor de vennootschap niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Het intrekkingsbesluit is een geschikt en noodzakelijk middel om de subsidieverlening ongedaan te maken als blijkt dat de subsidie, die op volgorde van binnenkomst van volledige en juiste aanvragen wordt verdeeld, op basis van onjuiste informatie is verleend. De intrekking van de subsidieverlening is in het belang van de juiste toepassing van het Besluit SDE en het bieden van een gelijk en eerlijk speelveld. De aanvraag moet alle gevraagde en juiste informatie bevatten zodat de minister een volledig beeld krijgt van het project en deze zorgvuldig kan beoordelen op haalbaarheid. Van belang is dat het indienen van strategische aanvragen en het indienen van onvoldragen projectplannen wordt voorkomen. De omgevingsvergunning is een belangrijk onderdeel van die beoordeling. Als de vennootschap de subsidie mag behouden terwijl zij ten tijde van de aanvraag niet over de noodzakelijke omgevingsvergunning beschikte, ontstaat een voordeel ten opzichte van aanvragers die eerst hebben gewacht op een omgevingsvergunning of het indienen van een subsidieaanvraag achterwege hebben gelaten om deze reden. De aanvragen worden immers op volgorde van binnenkomst behandeld en er geldt een subsidieplafond. Omdat de vennootschap door haar handelwijze de intrekking aan zichzelf te wijten heeft, is in dit geval ook geen sprake van een onevenwichtig besluit. Er zijn verder geen feiten en omstandigheden die het besluit toch onevenwichtig maken. De minister heeft de vennootschap bovendien inmiddels op een nieuwe aanvraag SDE-subsidie voor zonnepanelen verleend, waardoor de gevolgen van het intrekkingsbesluit beperkt zijn.
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H.S.J. Albers en
mr. O.L.H.W.I. Korte, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.
De voorzitter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
H.O. Kerkmeester w.g. J.W.E. Pinckaers