ECLI:NL:CBB:2024:384
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag voor COVID-19 vaste lasten door te late indiening
In de zaak met zaaknummer 23/239 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 mei 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming, aangeduid als [naam] B.V., had een aanvraag ingediend voor de TVL-subsidie voor de periode van april tot en met juni 2021. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De onderneming stelde dat haar financieel adviseur de aanvraag niet tijdig had ingediend, in de veronderstelling dat er geen recht op subsidie was. Het College oordeelde dat deze omstandigheid voor rekening en risico van de onderneming komt en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Daarnaast werd vastgesteld dat de minister de hoorplicht had geschonden, maar het College besloot dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de onderneming alsnog in de gelegenheid was gesteld om haar standpunt toe te lichten. Het College verklaarde het beroep ongegrond en droeg de minister op het betaalde griffierecht van € 365,- aan de onderneming te vergoeden. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 875,-, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor tijdige indiening van subsidieaanvragen en de verantwoordelijkheden van zowel de onderneming als haar adviseurs.