ECLI:NL:CBB:2024:251

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
1 april 2024
Zaaknummer
23/1260
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor dakisolatie en schending hoorplicht

In deze zaak heeft [naam] een subsidieaanvraag ingediend voor dakisolatie op basis van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De minister voor Klimaat en Energie heeft de aanvraag op 3 februari 2023 afgewezen, omdat [naam] geen prestatieverklaring heeft overgelegd die aantoont dat het gebruikte isolatiemateriaal voldoet aan de vereisten van de Regeling. Na bezwaar heeft de minister het bezwaar gegrond verklaard, maar de afwijzing voor dakisolatie gehandhaafd. [naam] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 15 maart 2024 heeft [naam] aangevoerd dat het isolatiemateriaal PIF Home 60 voldoet aan de eisen, maar de minister heeft gesteld dat dit materiaal niet op de goedgekeurde meldcodelijst staat en dat er geen prestatieverklaring is overgelegd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat de minister in strijd heeft gehandeld met de hoorplicht, maar heeft dit gebrek gepasseerd omdat het aannemelijk is dat de uitkomst van de beslissing niet anders zou zijn geweest. Het beroep is ongegrond verklaard, maar de minister is opgedragen het griffierecht van € 184,- aan [naam] te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats]

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. M. Zweers)

Procesverloop

Met het besluit van 3 februari 2023 (besluit op aanvraag) heeft de minister de aanvraag van [naam] voor een subsidie op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) voor onder meer dakisolatie afgewezen.
Met het besluit van 1 mei 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen door [naam] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, maar de afwijzing voor de dakisolatie gehandhaafd.
[naam] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 maart 2024. Daaraan hebben [naam] en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1. [naam] heeft een subsidieaanvraag ingediend voor investeringen in verschillende typen isolatie voor haar huis. Haar aanvraag voor dakisolatie is afgewezen omdat de minister niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen met welk materiaal het dak is geïsoleerd en het door [naam] opgegeven materiaal niet voorzien is van een prestatieverklaring zoals vereist in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling.
2 [naam] geeft aan dat zij het isolatiemateriaal PIF Home 60 heeft gebruikt. Op de verpakking staat dat dit materiaal isolatiewaarde Rd 3,56 m2K/W heeft. Dat is meer dan de Rd 3,5 m2K/W die de Regeling minimaal vereist. Volgens [naam] mag zij als consument ervan uitgaan dat de Rd-waarde die op de verpakking van isolatiemateriaal staat, ook klopt. Zij stelt bovendien dat een medewerker van de minister tijdens een telefoongesprek heeft aangegeven dat PIF Home 60 zou voldoen aan de subsidievereisten. Verder heeft de minister in het bestreden besluit opgenomen dat [naam] te kennen heeft gegeven niet gehoord te willen worden, maar [naam] bestrijdt dat haar daarover een vraag is gesteld.

Oordeel van het College

3 Artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling bepaalt dat de minister subsidie verstrekt voor onder meer dakisolatie, als het isolatiemateriaal is voorzien van een prestatieverklaring. Op de zitting is gebleken dat tussen partijen niet langer in geschil is dat [naam] het isolatiemateriaal PIF Home 60 heeft gebruikt voor de isolatie van haar dak. De minister heeft een meldcodelijst opgesteld met een overzicht van merk- en productnamen van isolatiematerialen die zijn goedgekeurd en in ieder geval in aanmerking komen voor subsidie. Ook andere isolatiematerialen kunnen voor subsidie in aanmerking komen. In dat geval moet een prestatieverklaring worden overgelegd waaruit volgt dat het isolatiemateriaal voldoet aan de vereisten in de Regeling.
4 Het College stelt vast dat PIF Home 60 niet is opgenomen op de meldcodelijst, dus moest [naam] een prestatieverklaring overleggen waaruit blijkt dat het materiaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft (vergelijk de uitspraak van het College van 12 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:152). [naam] heeft zo’n prestatieverklaring niet overgelegd. Dat zij is afgegaan op de Rd-waarde die op de verpakking vermeld stond en daarom in de veronderstelling was dat het materiaal in aanmerking zou komen voor subsidie, neemt niet weg dat niet is voldaan aan het vereiste uit de Regeling dat het materiaal is voorzien van een prestatieverklaring. Verder is niet aannemelijk geworden dat [naam] verkeerd zou zijn voorgelicht door een medewerker van de minister. De minister heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen.
5 [naam] heeft uitdrukkelijk bestreden dat zij ervan heeft afgezien gehoord te worden in de bezwaarfase. Uit de stukken en het verhandelde op de zitting blijkt niet dat de minister haar ondubbelzinnig heeft gevraagd of zij gehoord wilde worden. Ook is het College niet gebleken dat [naam] uit eigen beweging te kennen heeft gegeven dat een hoorzitting niet nodig was. Door [naam] voorafgaand aan de beslissing op bezwaar niet te horen, heeft de minister in strijd gehandeld met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6 Het College ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. In dat artikel staat dat een besluit, ook als sprake is van een gebrek, in stand kan worden gelaten als aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld. Daarvan is in dit geval sprake omdat aannemelijk is dat als dit gebrek zich niet had voorgedaan, een besluit met een gelijke uitkomst zou zijn genomen. Het College betrekt daarbij dat [naam] de gelegenheid heeft gehad, en ook van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt, om haar standpunten in beroep zowel schriftelijk, als mondeling op de zitting naar voren te brengen.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond. Vanwege de onder 5 genoemde schending van de hoorplicht, ziet het College aanleiding om te bepalen dat de minister het door [naam] betaalde griffierecht van € 184,- aan haar moet vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 184,- aan [naam] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
w.g. A. Venekamp w.g. T.D. Geldof