ECLI:NL:CBB:2024:249

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
22/1338
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring beroep inzake besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Op 2 april 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzet van [naam] tegen de eerdere uitspraak van 20 september 2023. In die uitspraak werd het beroep van [naam] tegen het besluit op bezwaar van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep eindigde op 28 december 2021, terwijl het beroepschrift pas op 5 juli 2022 bij de rechtbank Noord-Nederland was ontvangen.

Tijdens de behandeling van het verzet op 8 maart 2024 waren de partijen niet aanwezig. [naam] voerde aan dat zij voor het eerst een procedure was begonnen en dat het haar lange tijd niet duidelijk was hoe zij deze kon opstarten. Ze had geen gefinancierde rechtsbijstand kunnen krijgen en had uiteindelijk met hulp van het Juridisch Loket het beroepschrift ingediend. Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien [naam] in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen tegen een eerder besluit van de minister.

Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. De eerdere uitspraak van 20 september 2023 werd bevestigd, en het verzet werd ongegrond verklaard. Dit betekent dat het beroep van [naam] niet inhoudelijk werd behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1338

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 op het verzet van

[naam] , te [plaats]

Procesverloop

[naam] heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 20 september 2023.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 8 maart 2024. Partijen hebben niet aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van 20 september 2023 heeft het College het beroep van [naam] tegen het besluit op bezwaar van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2 De laatste dag van de beroepstermijn was 28 december 2021. Het digitaal ingediende beroepschrift is op 5 juli 2022 bij de rechtbank Noord-Nederland ontvangen. De rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden aan het College. Dat [naam] daarmee te laat beroep heeft ingesteld, is niet in geschil.
3 [naam] heeft in verzet aangevoerd dat zij voor het eerst een procedure is begonnen is en dat het haar lange tijd niet duidelijk was hoe zij de procedure in gang kon zetten. Zij kon geen gefinancierde rechtsbijstand krijgen en heeft uiteindelijk met de hulp van het Juridisch Loket het beroepschrift kunnen indienen.
4 Voor het beoordelingskader verwijst het College naar zijn uitspraak van
30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Het College moet beoordelen of het niet binnen de termijn indienen van een beroepschrift aan [naam] kan worden toegerekend. Het College beantwoordt die vraag bevestigend. Uit de gedingstukken blijkt dat [naam] in staat is geweest om zelf en tijdig een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit van de minister van
31 maart 2021. [naam] heeft geen bijzondere omstandigheden die haar betreffen naar voren gebracht, op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat zij gedurende de beroepstermijn niet in staat was om zelf een beroepschrift in te dienen of om naar het Juridisch Loket te gaan. Ook heeft zij niet duidelijk gemaakt waarom zij dat laatste een half jaar na het verstrijken van de beroepstermijn dan wel kon doen. Wat [naam] verder heeft aangevoerd gaat over de besluitvorming door de minister en niet over de uitspraak van het College van 20 september 2023.
5 De conclusie is dat de uitspraak van 20 september 2022 juist is. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van [naam] niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
6 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van E.A, van der Meel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
w.g. T.G.M. Simons w.g. E.A. van der Meel