ECLI:NL:CBB:2024:243

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
23/1959
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag en wettelijke rente in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft [naam 1] B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de minister voor Klimaat en Energie, waarbij de aanvraag voor subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling tegemoetkoming blokaansluitingen was afgewezen. De aanvraag betrof subsidie voor blokaansluitingen voor warmte en elektriciteit ten behoeve van 71 chalets op een recreatiepark in [plaats 2]. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van een onjuiste EAN-code, maar later bleek dat de afwijzing te maken had met het feit dat de chalets een logiesfunctie hadden. Na overleg met de minister werd de aanvraag aangepast naar 64 zelfstandige wooneenheden, wat leidde tot toewijzing van de subsidie ter hoogte van € 128.008,-.

De onderneming stelde echter dat de minister in het bestreden besluit was vergeten wettelijke rente toe te kennen over een periode van 103 dagen, wat neer zou komen op een bedrag van € 2.167,37. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat op grond van artikel 4:102 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan wettelijke rente verschuldigd is als een afwijzende beschikking wordt vervangen door een beschikking tot betaling. Het College concludeerde echter dat de aanvraag op een relevant punt onjuist en/of onvolledig was, waardoor de minister geen wettelijke rente hoefde te betalen.

Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van griffier mr. T.D. Geldof, en werd openbaar uitgesproken op 2 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats 1] (de onderneming)

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. C.C. Ruijsbroek)

Procesverloop

Met het besluit van 27 juli 2023 (besluit op aanvraag) heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Tijdelijke subsidieregeling tegemoetkoming blokaansluitingen afgewezen.
Met het besluit van 7 november 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het daartegen door de onderneming gemaakte bezwaar gegrond verklaard en alsnog subsidie verleend ter hoogte van € 128.008,-.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 maart 2024. Daaraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Overwegingen

1. De onderneming heeft subsidie aangevraagd voor blokaansluitingen voor warmte en elektriciteit ten behoeve van 71 chalets op een recreatiepark in [plaats 2] . Door beperkingen in het computersysteem vermeldde het besluit op aanvraag dat de aanvraag werd afgewezen omdat de onderneming geen of een niet bestaande EAN-code had opgegeven. In werkelijkheid, zoals later ook duidelijk is geworden, was de aanvraag afgewezen omdat de 71 wooneenheden een logiesfunctie hadden. In overleg met een medewerker van de minister heeft de onderneming haar aanvraag gewijzigd naar 64 zelfstandige wooneenheden met logiesfunctie en is aannemelijk geworden dat die permanent bewoond werden. Daardoor kon de minister de aanvraag in het bestreden besluit alsnog toewijzen.
2 De onderneming is blij dat de minister de subsidie alsnog heeft verleend, maar in deze zaak voert zij aan dat de minister in het bestreden besluit is vergeten wettelijke rente toe te kennen. Volgens de onderneming heeft zij recht op wettelijke rente over een periode van 103 dagen, wat neer zou komen op een bedrag van € 2.167,37.

Oordeel van het College

3 Op grond van artikel 4:102, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een bestuursorgaan wettelijke rente verschuldigd als een afwijzende beschikking tot betaling door het bestuursorgaan als gevolg van bezwaar of beroep wordt vervangen door een beschikking tot betaling. Het College stelt vast dat de minister het besluit op aanvraag heeft vervangen en in het bestreden besluit alsnog subsidie heeft toegekend. In beginsel bestaat er dus een verplichting tot vergoeding van de wettelijke rente. Dit is op grond van artikel 4:102, derde lid, van de Awb alleen anders als de belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.
4 Het College stelt vast dat de aanvraag op een relevant punt onjuist en/of onvolledig was. Alle 71 chalets waarvoor de onderneming subsidie aanvroeg, hadden een logiesfunctie. Pas in de bezwaarfase is aannemelijk gemaakt dat 64 daarvan permanent bewoond werden waardoor de subsidie voor die 64 chalets kon worden verleend. Weliswaar is in het besluit op aanvraag een onjuiste afwijzingsgrond vermeld, maar de aanvraag zou op basis van de gegevens die de onderneming bij de aanvraag heeft verstrekt ook zijn afgewezen. De minister hoeft, gelet op artikel 4:102, derde lid, van de Awb, in dit geval geen wettelijke rente te betalen.
Conclusie
5 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
w.g. A. Venekamp w.g. T.D. Geldof