In deze zaak heeft de Stichting Wakker Dier een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen een handhavingsbesluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het handhavingsbesluit, genomen op 20 maart 2023, betrof een verzoek van Wakker Dier om handhavend op te treden tegen drie varkensslachterijen. De minister heeft het verzoek gedeeltelijk afgewezen, maar heeft wel een last onder dwangsom opgelegd aan de slachterijen om ervoor te zorgen dat varkens niet meer worden gemengd bij aankomst. De minister heeft een begunstigingstermijn vastgesteld tot 15 augustus 2024 voor de slachterijen om aan deze eisen te voldoen.
Wakker Dier heeft bezwaar gemaakt tegen de lengte van deze begunstigingstermijn en verzocht om een kortere termijn. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 27 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Wakker Dier betoogde dat de termijn te lang was en dat er feitelijk niet werd gehandhaafd, terwijl de minister stelde dat het beëindigen van het mengen van varkens een complex vraagstuk is dat zorgvuldigheid vereist. De minister benadrukte dat een uniforme handhaving noodzakelijk is en dat het verkorten van de termijn mogelijk schadelijk zou zijn voor het dierenwelzijn.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om de begunstigingstermijn te verkorten niet in het belang van het dierenwelzijn zou zijn. De rechter heeft de vrees van de minister dat een verkorting van de termijn zou leiden tot meer druk op de slachterijen en daarmee tot een verslechtering van het dierenwelzijn, als niet onaannemelijk beoordeeld. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de minister niet verplicht om proceskosten te vergoeden.