ECLI:NL:CBB:2024:22
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing subsidie aanvraag COVID-19 voor bestaande onderneming
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021, maar deze aanvraag werd afgewezen. De minister baseerde zijn beslissing op de inschrijvingsdatum van de onderneming in het handelsregister, die op 13 oktober 2015 was, en verklaarde dat er sprake was van een uitbreiding van de activiteiten van een bestaande onderneming, in plaats van een nieuwe onderneming. De onderneming betwistte dit en voerde aan dat zij pas op 30 juni 2020 met haar huidige activiteiten was gestart, na een wijziging van de naam en een overname van een horecaonderneming.
De rechtbank overwoog dat om te kunnen spreken van een nieuwe onderneming, de ondernemer zijn oorspronkelijke activiteiten moet hebben gestaakt. Het College concludeerde dat de onderneming haar oorspronkelijke activiteiten niet had gestaakt, aangezien zij in het vierde kwartaal van 2019 nog omzet had gegenereerd. De minister had daarom terecht de inschrijvingsdatum in het handelsregister als referentiepunt genomen. De onderneming voerde ook aan dat het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel niet waren nageleefd, maar het College oordeelde dat deze argumenten niet konden slagen. De uitspraak van het College bevestigde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden en verklaarde het beroep ongegrond.