ECLI:NL:CBB:2024:199

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
22/2206
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag TVL voor MKB door minister wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen organisatiebureau [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode oktober, november en december 2020. De minister heeft deze aanvraag afgewezen met het argument dat deze te laat was ingediend. De onderneming heeft hiertegen beroep ingesteld, maar het College oordeelt dat de onderneming zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van de aanvraag. De directeur van de onderneming had PTSS en had zijn administratie uitbesteed aan een accountant, die door corona niet beschikbaar was. Het College concludeert dat de onderneming niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De informatie op de website van de Rijksoverheid was volgens de minister volledig en de onderneming had de verantwoordelijkheid om zich op de hoogte te stellen van de aanvraagperiode. Het College verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2206

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

organisatiebureau [naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. H.G.M. Wammes en mr. S. Piron)

Procesverloop

Met het besluit van 6 juli 2021 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode oktober, november en december 2020 afgewezen.
De onderneming heeft op 1 juli 2022 bij de rechtbank Noord-Nederland beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van de minister op het bezwaarschrift van de onderneming. De rechtbank heeft het beroep ter behandeling doorgezonden naar het College.
Met het besluit van 7 juli 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard en de verbeurde dwangsommen vastgesteld.
De onderneming heeft het beroep aangevuld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 december 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen de directeur van de onderneming [naam 2] en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

Samenvatting
1. De onderneming heeft de aanvraag voor subsidie te laat ingediend. De minister vindt dat het voor rekening en risico van de onderneming moet komen dat de aanvraag te laat is ingediend. Volgens de onderneming kan haar dat niet worden aangerekend. Het betoog van de onderneming, dat hierna uitgebreider wordt weergegeven, slaagt niet. Het College licht hieronder toe waarom tot dit oordeel is gekomen.
Wettelijk kader
2 Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van de onderneming
3 Op het moment dat de directeur van de onderneming de subsidieaanvraag wilde indienen was er nog geen einddatum vermeld op de officiële site van de minister waarop de subsidieaanvragen konden worden ingediend. De onderneming wijst hierbij op twee printscreens die zijn bijgevoegd bij het beroep en die afkomstig zijn van de site Rijksoverheid.nl. Op de ene printscreen van 26 april 2021 is geen einddatum vermeld. Op de andere printscreen van 23 juni 2021 is wel een einddatum vermeld. Vanwege het feit dat de directeur van de onderneming PTSS heeft en daarvoor wekelijks onder behandeling is, besteedt hij zijn administratie en dergelijke uit aan een accountant. Omdat de accountant en zijn partner corona hadden, heeft de directeur van de onderneming gewacht met het indienen van de aanvraag. Toen de accountant beter was, is geprobeerd om de aanvraag voor het vierde kwartaal in te dienen. De termijn voor het indienen van de aanvraag was op dat moment echter verstreken.
Standpunt van de minister
4 Volgens de minister moet de te late aanvraag voor een subsidie op grond van de TVLregeling voor het vierde kwartaal 2020 voor rekening en risico van de onderneming komen. Van een ondernemer die aanspraak wenst te maken op een subsidie mag immers worden verwacht dat deze op de hoogte is van de geldende wet- en regelgeving. Uit de regelgeving blijkt heel duidelijk hoe lang de aanvraagperiode precies is. Bovendien was op de website Rijksoverheid.nl de einddatum van de aanvraagperiode voor de TVL-subsidie voor het vierde kwartaal 2020 wel degelijk te vinden. Het nieuwsbericht 'Verbrede Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL Q4 2020) van start' van 24 november 2020 noemt de einddatum van de aanvraagperiode. De minister stelt dan ook dat de onderneming (makkelijk) de uiterlijke datum voor de indiening van een aanvraag voor een subsidie op grond van de TVL-regeling voor het vierde kwartaal 2020 kon vinden. De minister is verder van mening dat de omstandigheden die de onderneming heeft geschetst ten aanzien van zijn PTSS en de ziekte van zijn administrateur het niet onmogelijk hebben gemaakt om tijdig een aanvraag te doen.
Oordeel van het College
5.1
Het College is van oordeel dat de onderneming bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar geen belang meer heeft, omdat inmiddels alsnog op haar bezwaar is beslist. De minister heeft verder zelf vastgesteld dat hij een dwangsom is verschuldigd. Het College zal het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaren.
5.2
Het beroep heeft, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede betrekking op het bestreden besluit.
5.3
Uit artikel 2.1.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.1.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Awb, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.4
Niet in geschil is dat de onderneming de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.5
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het is de verantwoordelijkheid van een onderneming om zich op de hoogte te stellen van de aanvraagperiode zoals genoemd in de TVL-regeling, zodat tijdig een aanvraag kan worden ingediend. Weliswaar was volgens de onderneming op de site Rijksoverheid.nl geen einddatum vermeld bij de aanvraagperiode in de TVL-regeling, maar naast het feit dat de data op de printscreens door de onderneming zelf handmatig zijn vermeld, heeft de minister onweersproken gesteld dat in het door hem aangehaalde nieuwsbericht over de TVL wel een einddatum was genoemd. Daarbij heeft de minister ook aangegeven dat hij geen verantwoordelijkheid draagt voor vulling van de algemene site van Rijksoverheid.nl. Bovendien was volgens de minister de informatie over de TVL op de site van RVO wel volledig, inclusief de vermelding van een einddatum van de aanvraagperiode. Ook dit heeft de onderneming niet weersproken.
Naar het oordeel van het College dient het feit dat de onderneming volgens eigen zeggen alleen is afgegaan op de informatie van de Rijksoverheid, zoals die blijkt uit de door haar overgelegde printscreens, voor haar rekening en risico te komen.
Nu de directeur van de onderneming PTSS heeft ten gevolge van een geweldsincident in 2014 en hij daarvoor in behandeling is, heeft hij besloten om voor de financiën van de onderneming de hulp van een accountant in te schakelen. Onder die omstandigheden valt niet in te zien waarom de onderneming, toen bleek dat de accountant corona had, geen andere expert heeft ingeschakeld. Dat dit volgens de directeur niet nodig was omdat er geen einddatum was vermeld op de desbetreffende site leidt, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet tot een ander oordeel. Het is daarom niet komen vast te staan dat de onderneming niet tijdig een aanvraag heeft kunnen indienen.
5.6
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.1.6, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.1.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend. Het beroep tegen het bestreden besluit slaagt niet.
Slotsom
6 Het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van het bestreden besluit is nietontvankelijk. Voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit is het beroep ongegrond. Voor vergoeding van griffierecht is geen aanleiding, omdat het door de onderneming betaalde griffierecht geacht wordt mede te zijn voldaan voor het beroep gericht tegen het bestreden besluit en het beroep gericht tegen dat besluit ongegrond is.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van
mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
w.g. H. van den Heuvel w.g. P.M. Beishuizen

Bijlage

Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Artikel 2.1.6 (afwijzingsgronden), eerste lid, onder a
a. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien de aanvraag niet voldoet aan de bij de regeling gestelde regels.
Artikel 2.1.8 (aanvraagperiode), eerste lid
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 november 2020 tot en met 29 januari 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.