ECLI:NL:CBB:2024:124

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
22/2322
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 en de vereisten voor omzetverlies

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 februari 2024, is het beroep van een onderneming tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De onderneming had een aanvraag ingediend voor subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had echter besloten om de subsidie vast te stellen op € 0,- omdat het omzetverlies van de onderneming in de subsidieperiode (Q2 van 2021) ten opzichte van de referentieperiode (Q2 van 2019) 29,6% bedroeg, wat niet voldeed aan de eis van minimaal 30% omzetverlies. De onderneming betoogde dat het omzetverlies net iets minder dan 30% was en dat de minister daarom een uitzondering had moeten maken. Het College oordeelde echter dat de minister in zijn beslissing niet onterecht had gehandeld. De eis van minimaal 30% omzetverlies is duidelijk geformuleerd in de regeling en de omstandigheid dat het omzetverlies net onder deze grens ligt, rechtvaardigt geen uitzondering. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister om het betaalde voorschot terug te vorderen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2322
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2024

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans

Griffier: mr. A.M. Slierendrecht

Partijen

[naam] B.V., te [plaats] , (de onderneming)

en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. P. van Veen en mr. F. Tarrahi

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat het omzetverlies in de subsidieperiode (Q2 van 2021) ten opzichte van de referentieperiode (Q2 van 2019) 29,6% is.
2 Daarmee is niet voldaan aan het vereiste uit de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID19 (TVL) dat het omzetverlies ten minste 30% moet zijn. De omstandigheid dat het omzetverlies net iets minder is dan 30%, maakt niet dat de minister een uitzondering had moeten maken. De minister mocht de subsidie daarom vaststellen op € 0,- en het betaalde voorschot terugvorderen.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.M. Slierendrecht