Op 1 februari 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2202. De onderneming, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.M.G.C. Mulder, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, dat op 12 augustus 2022 was genomen. Dit besluit betrof de afwijzing van een aanvraag voor subsidie op grond van de TVL-regeling voor het derde kwartaal van 2021. De afwijzing was gebaseerd op het overschrijden van het staatssteunplafond.
De onderneming erkende dat zij geen recht had op de TVL-subsidie voor het derde kwartaal van 2021, maar stelde dat zij recht had op een aanvullende subsidie op basis van de OVK-regeling. De aanvraagtermijn voor deze OVK-subsidie was echter verstreken. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het College alleen kon oordelen over het TVL-besluit en niet over de mogelijkheid om een aanvraag voor OVK-subsidie in te dienen.
Het College concludeerde dat er geen procesbelang was, omdat de onderneming met deze procedure niet kon bereiken dat zij alsnog een aanvraag voor OVK-subsidie kon indienen. De mogelijkheid om een (pro forma) aanvraag in te dienen bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werd besproken, maar dit viel buiten de reikwijdte van de huidige procedure. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.