ECLI:NL:CBB:2023:95

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/984
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in subsidieaanvraag MKB COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en [naam 1]. De zaak betreft een bezwaar dat [naam 1] had ingediend tegen het besluit van de minister van 19 oktober 2021, waarin het subsidiebedrag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 op € 0 was vastgesteld. De minister verklaarde het bezwaar van [naam 1] op 11 mei 2022 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

Het College overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. In dit geval eindigde de termijn op 30 november 2021, maar [naam 1] diende zijn bezwaar pas op 6 februari 2022 in. [naam 1] voerde aan dat hij niet tijdig bezwaar had kunnen maken omdat hij het notificatiebericht niet had ontvangen door een verhuizing en een wijziging van zijn e-mailadres.

De minister betwistte dit en stelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat het notificatiebericht naar het bij hem bekende e-mailadres was gestuurd. Het College oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van [naam 1] was om ervoor te zorgen dat de minister over de juiste contactgegevens beschikte en dat hij tijdig bezwaar maakte. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De minister was niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/984

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[naam 1] h.o.d.n. [naam 2], te [plaats] ( [naam 1] ),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister),

(gemachtigden: mr. H.G.M. Wammes en drs. E.S.M. Slot).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2021 (het vaststellingsbesluit) heeft de minister het subsidiebedrag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 van [naam 1] vastgesteld op € 0.
Bij besluit van 11 mei 2022 (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023.
[naam 1] is verschenen, bijgestaan door zijn boekhouder, de heer [naam 3] . De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in samenhang met artikel 6:7 van de Awb dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar
2. Niet in geschil is dat [naam 1] zijn bezwaar te laat heeft ingediend. Het besluit waartegen [naam 1] bezwaar heeft gemaakt, is genomen op 19 oktober 2021. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 30 november 2021. [naam 1] heeft bij brief van 6 februari 2022 bezwaar gemaakt. Het bezwaar is daarom door de minister niet-ontvankelijk verklaard.
3. [naam 1] voert aan dat het hem niet kan worden verweten dat hij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Hij stelt dat het notificatiebericht van 19 oktober 2021 hem niet heeft bereikt wegens een verhuizing en een wijziging van zijn mailadres. De verhuizing en het nieuwe mailadres had [naam 1] doorgegeven aan de Gemeente [plaats] , en hij vertrouwde erop dat deze de nieuwe gegevens door zou sturen naar de Rijksinstituten. Pas op 19 januari 2022 kreeg [naam 1] op zijn nieuwe postadres een betalingsherinnering, waarna hij heeft gebeld met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en een bezwaarschrift heeft ingediend.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hij stelt dat hij zijn beslissing op de juiste manier bekend heeft gemaakt door het notificatiebericht naar het bij hem bekende mailadres te sturen. Het is dan de eigen verantwoordelijkheid van [naam 1] om de termijnen in de gaten te houden.
5. De minister heeft het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het is de verantwoordelijkheid van ondernemers zelf om op tijd bezwaar te maken en er voor te zorgen dat bestuursorganen beschikken over de juiste contactgegevens. Dit is vaste rechtspraak van het College. [naam 1] heeft er niet vanuit mogen gaan dat de Gemeente [plaats] de wijziging van zijn contactgegeven aan de minister zou doorgeven. Hij had het zelf moeten doorgegeven, of moeten checken dat dat door een ander werd gedaan. Dat het ongelukkig is voor [naam 1] , maakt niet dat moet worden afgeweken van de regel en de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van J.P.A. Schaafsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. J.P.A. Schaafsma