ECLI:NL:CBB:2023:90

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/345
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de subsidie voor vaste lasten MKB COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het geschil betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van [naam 1] tegen het TVL-vaststellingsbesluit van 14 mei 2021, waarbij de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 is vastgesteld op € 57.617,23. De minister heeft het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van het bezwaar eindigde op 25 juni 2021, terwijl het bezwaarschrift pas op 24 december 2021 werd ontvangen.

Het College heeft de zaak op 9 februari 2023 behandeld. Tijdens de zitting heeft [naam 1] aangevoerd dat zij door de minister misleid is, omdat de aanvraagtool niet de mogelijkheid bood om zelf de juiste SBI-code te kiezen. Dit zou hebben geleid tot de termijnoverschrijding. Het College oordeelt echter dat de omstandigheden die [naam 1] heeft aangevoerd de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Het College benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van [naam 1] is om tijdig bezwaar te maken en de ontvangen besluiten zorgvuldig te controleren.

Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van griffier I.E. van de Geest.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] ( [naam 1] ),

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister),

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. Z. Turk).

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2021 (het TVL-vaststellingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van [naam 1] voor de subsidieregeling Financiering vaste lasten MKB Covid-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 de subsidie vastgesteld op € 57.617,23.
Bij besluit van 27 januari (de beslissing op bezwaar) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Namens [naam 1] hebben de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] aan de zitting deelgenomen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De minister heeft het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. Artikel 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in samenhang met artikel 6:7 van de Awb dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar.
3. De laatste dag van de bezwaartermijn tegen het TVL-vaststellingsbesluit viel op 25 juni 2021. De minister heeft het bezwaarschrift op 24 december 2021 digitaal ontvangen via een e-bezwaarformulier. [naam 1] heeft het bezwaarschrift dus buiten de wettelijke termijn ingediend.
4. [naam 1] is zich ervan bewust dat het bezwaarschift te laat is ingediend. Binnen de periode van zes weken had [naam 1] geen enkele reden om bezwaar te maken en heeft dat daarom ook niet gedaan. Na een onverwacht lagere vaststelling van de subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 bleek dat zij wel degelijk ook bezwaar had moeten maken tegen de vaststelling van de TVL van Q4 2020, omdat de gehanteerde SBI-code onjuist was. [naam 1] stelt dat zij is misleid door de minister, omdat de aanvraagtool niet beschikt over de mogelijkheid tot het zelf kiezen van de juiste SBI-code. Als het KvK-nummer niet automatisch gekoppeld zou zijn aan de SBI-code, maar als de aanvrager dat net als bij de rekentool zelf had moeten invullen, had [naam 1] de juiste code kunnen invullen of in ieder geval kunnen controleren of de juiste code was gekoppeld. Daarnaast is volgens [naam 1] de niet-ontvankelijkheidsverklaring bureaucratisch en onevenredig, omdat de minister zelf al twee jaar achter de feiten aanloopt. [naam 1] verzoekt de minister op basis van de hardheidsclausule haar bezwaarschrift alsnog in behandeling te nemen, zodat de TVL kan worden herberekend met behulp van de juiste SBI-code.
5. Naar het oordeel van het College maken de door [naam 1] aangevoerde omstandigheden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het wettelijk systeem (neergelegd in de onder 2 weergegeven bepalingen) verlangt van [naam 1] dat zij tijdig bezwaar maakt tegen besluiten waarmee zij het niet eens is. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van [naam 1] om de correspondentie en besluiten die zij van de minister ontvangt, zorgvuldig te controleren op de juistheid ervan en zo nodig tijdig (rechts)maatregelen te treffen. [naam 1] heeft tijdens het indienen van de aanvraag kunnen zien welke SBI-code zou worden gebruikt voor de berekening van de hoogte van de subsidie.
6. Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep ongegrond. Het College komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de door [naam 1] opgestuurde informatie.

Conclusie

7. Het beroep is (kennelijk) ongegrond.
8. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van I.E. van de Geest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
w.g. D. Brugman w.g. I.E. van de Geest