ECLI:NL:CBB:2023:79
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar subsidie COVID-19 door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en [naam 1] betreffende de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een subsidie voor vaste lasten in het kader van de COVID-19-regeling. De minister had op 21 december 2021 het vaststellingsbesluit genomen, waarbij de subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 op € 0,- was vastgesteld en het betaalde voorschot werd teruggevorderd. Op 6 mei 2022 verklaarde de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
Tijdens de zitting op 23 januari 2023 heeft [naam 1] aangevoerd dat hij het bestreden besluit niet tijdig in de digitale omgeving kon vinden, wat hem ervan weerhield om binnen de termijn bezwaar te maken. Het College heeft echter vastgesteld dat de minister het besluit volgens de geldende regels digitaal heeft bekendgemaakt en dat [naam 1] uitdrukkelijk toestemming had gegeven voor digitale communicatie. De bezwaartermijn eindigde op 1 februari 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 14 maart 2022 was ontvangen.
Het College oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het was de verantwoordelijkheid van [naam 1] om hulp in te schakelen of navraag te doen bij de RVO toen hij het besluit niet kon inzien. Aangezien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, kwam het College niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het TVL-besluit. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.