Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van21 december 2023
Partijen
minister van Economische Zaken en Klimaat, waarvoor aanwezig zijn mr. S.F. Hu en mr. S. Piron.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 december 2023, staat de vaststelling van de omzet van een onderneming centraal. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de omzet vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting, maar de onderneming is het hier niet mee eens. Zij stelt dat de omzet in de subsidieperiode niet representatief is, omdat deze onder andere is gebaseerd op achterstallige betalingen en vooruitbetalingen van cursisten voor lespakketten.
Het College oordeelt dat de minister de omzet op de juiste manier heeft bepaald. De omzet zoals vastgesteld door de minister is conform de regels van de TVL-regeling en de jurisprudentie van het College. Het College legt uit dat vooruitbetaalde trainingen en nabetalingen die zijn opgenomen in de aangifte omzetbelasting meetellen als omzet in het kwartaal waarover de aangifte is gedaan. Dit betekent dat de omzet in de zin van de TVL niet gelijk is aan de boekhoudkundige omzet van de onderneming, maar wordt bepaald door de aangifte omzetbelasting.
De beslissing van het College is dat het beroep van de onderneming ongegrond wordt verklaard. De lagere TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021, als gevolg van de omzetbepaling, wordt niet als onevenredig beschouwd. De uitspraak benadrukt het belang van de aangifte omzetbelasting in de context van de subsidie en de interpretatie van omzet in het kader van de TVL-regeling.