ECLI:NL:CBB:2023:753

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
22/2280
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing TVL-subsidieaanvraag op basis van drempel vaste lasten voor kleine ondernemingen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 december 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming, aangeduid als [naam] B.V., had een aanvraag ingediend voor het vierde kwartaal van 2021, maar deze was afgewezen omdat de vaste lasten niet boven de drempel van € 1.500,- uitkwamen. De minister had in de oorspronkelijke afwijzing verwezen naar de SBI-code, maar dit bezwaar werd gegrond verklaard in de beslissing op bezwaar. Echter, de aanvraag bleef afgewezen op basis van de drempel voor vaste lasten.

De onderneming betwistte de redelijkheid van deze drempel en stelde dat deze onredelijk, oneerlijk en discriminerend was voor kleine ondernemingen. Het College oordeelde echter dat de drempel niet op voorhand onredelijk was, aangezien bedrijven met vaste lasten onder dit bedrag geacht worden deze zonder steun te kunnen dragen. De onderneming heeft niet kunnen aantonen dat de drempel in het algemeen onevenredig uitvalt voor kleine ondernemingen.

Daarnaast werd de berekening van de vaste lasten van de onderneming besproken, waarbij een percentage van 7% van de omzet werd gehanteerd. De onderneming stelde dat haar werkelijke vaste lasten hoger waren, maar het College merkte op dat in systemen met vaste percentages het kan voorkomen dat werkelijke lasten lager of hoger zijn. Dit maakt het systeem op zich niet oneerlijk, en het College zag geen reden om van deze lijn af te wijken.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister de TVL-aanvraag terecht had afgewezen. De onderneming werd ook geïnformeerd dat haar verzoek om in aanmerking te komen voor de TOGS-subsidie buiten de grenzen van het TVL-besluit viel, maar dat zij dit alsnog kon proberen bij de RVO, hoewel de kans van slagen klein werd geacht.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2280
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023

Rechter: mr. M. van der Knijff

Griffier: L.G. Mulderij

Partijen

[naam] B.V., te [plaats] (de onderneming)

en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. M.P. Beudeker en C. Zieleman

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft de aanvraag voor TVL-subsidie van de onderneming voor het vierde kwartaal van 2021 afgewezen. In de oorspronkelijke afwijzing was dat vanwege de SBI-code. In de beslissing op bezwaar is het bezwaar over de SBI-code gegrond verklaard, maar is de aanvraag alsnog afgewezen omdat de vaste lasten van de onderneming niet boven de drempel van € 1.500,- uitkomen. [1]
2. De onderneming vindt de drempel van € 1.500,- onredelijk, oneerlijk en discriminerend voor kleine ondernemingen. De minister heeft uitgelegd dat de drempel is opgenomen in de TVL, omdat bedrijven geacht worden vaste lasten van minder dan €1.500,- zonder steun te kunnen dragen. Dat is naar het oordeel van het College niet op voorhand onredelijk, oneerlijk of discriminerend. De onderneming heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze drempel voor kleine ondernemingen in het algemeen onevenredig uitvalt.
3. Bij de berekening van de vaste lasten van de onderneming is een vast percentage van 7% van de omzet gehanteerd. De onderneming voert aan dat de werkelijke vaste lasten hoger zijn. Het College heeft over deze beroepsgrond al in meerdere zaken uitspraak gedaan. [2] De vaste lijn hierin is: In een systeem waarin vaste percentages worden gebruikt, kan het nu eenmaal voorkomen dat de werkelijke vaste lasten lager of hoger zijn. Daar kan geen rekening mee gehouden worden en dat maakt het systeem op zich niet oneerlijk. Het College ziet geen reden om in deze zaak van die vaste lijn af te wijken. De onderneming heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat dit percentage in haar specifieke geval onevenredig is.
4. De minister mocht de TVL-aanvraag van de onderneming dus afwijzen, omdat de vaste lasten van de onderneming niet boven de drempel van € 1.500,- uitkomen.
5. De onderneming heeft er in het beroepschrift nog op gewezen dat zij eerder niet in aanmerking kwam voor TOGS vanwege haar SBI-code. Omdat het bezwaar over de SBIcode nu bij de TVL gegrond is verklaard, zou zij graag nog in aanmerking komen voor de TOGS. Dit valt buiten de grenzen van het TVL-besluit waar het College nu over oordeelt. Op de zitting heeft het College dit wel met de vertegenwoordigers van de minister besproken. Zij hebben gezegd dat de onderneming een melding kan doen bij de RVO, maar dat zij de kans van slagen op basis van het dossier wel klein achten. De onderneming kan zelf kiezen of zij dat wel of niet nog wil proberen.
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. M. van der Knijff De griffier is verhinderd dit proces-verbaal mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 2.5.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de TVL.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 3 augustus 2021, ECLI:NL:CBB:2021:809 (overweging 9).