Op 18 december 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2119. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding door een onderneming die eerder een beroep had ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had het beroep ingetrokken nadat het bestreden besluit was herzien en volledig tegemoet was gekomen aan haar verzoeken. Ondanks deze herziening heeft het College het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De onderneming had een factuur van haar accountant overgelegd ter onderbouwing van het verzoek om vergoeding van de proceskosten. Het College heeft echter geoordeeld dat deze factuur niet voor vergoeding in aanmerking komt. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is vergoeding van proceskosten enkel mogelijk voor rechtsbijstand verleend door een derde. Aangezien de onderneming zelf bezwaar had gemaakt en beroep had ingesteld, kon zij geen aanspraak maken op vergoeding van de kosten die zij zelf had gemaakt.
De uitspraak is mondeling gedaan en vastgelegd in een proces-verbaal. De betrokken partijen waren vertegenwoordigd door hun advocaten, mr. L. Achalhi en W. Dam. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed en de rol van de onderneming in het proces.