ECLI:NL:CBB:2023:743

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
22/2076
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsbesluit subsidie COVID-19 en dwangsomvergoeding

Op 11 december 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2076. De zaak betreft een herzieningsbesluit waarbij aan de onderneming alsnog een TVL-subsidie is verleend voor het derde kwartaal van 2021. De onderneming had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, waarbij haar bezwaren tegen een intrekkingsbesluit ongegrond waren verklaard. De onderneming handhaafde haar beroep omdat de minister niet tegemoet was gekomen aan haar verzoek om een (volledige) dwangsomvergoeding.

De minister had op 28 november 2023 het herzieningsbesluit genomen, maar de onderneming stelde dat de minister in gebreke was gebleven door niet tijdig een besluit op bezwaar te nemen. De onderneming had de minister op 12 augustus 2022 in gebreke gesteld, waarna de minister op 29 augustus 2022 het besluit op bezwaar had genomen. Het College oordeelde dat de minister tijdig had beslist op de ingebrekestelling en dat er in dit geval geen dwangsom verschuldigd was, conform artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak is een bevestiging van de eerdere besluiten van de minister en verklaart het beroep van de onderneming ongegrond. Dit betekent dat de onderneming geen recht heeft op de gevraagde dwangsomvergoeding, en de minister correct heeft gehandeld in het verlenen van de subsidie.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2076
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023

Raadsheer: mr R.W.L. Koopmans

Griffier: mr C.E.C.M. van Roosmalen

Partijen

[naam] B.V., gevestigd [plaats] (de onderneming),

en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. P. van Veen en mr. W. Dam.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft met het herzieningsbesluit van 28 november 2023 aan de onderneming (alsnog) een TVL-subsidie verleend voor het derde kwartaal van 2021. Naar aanleiding van het herzieningsbesluit heeft de onderneming aangegeven dat zij het beroep tegen het besluit (op bezwaar) van 29 augustus 2022, waarbij haar bezwaren tegen het intrekkingsbesluit van 8 maart 2022 ongegrond zijn verklaard, handhaaft. De minister is namelijk niet tegemoetgekomen aan haar verzoek om een (volledige) dwangsomvergoeding.
2 De onderneming heeft bij brief van 12 augustus 2022, ontvangen door de minister op 15 augustus 2022, laatstgenoemde in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Vervolgens heeft de minister op 29 augustus 2022 het besluit op bezwaar genomen. Dit besluit is (op dezelfde dag) verzonden aan de onderneming en dus binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling door de minister. Dit betekent dat de minister in dit herzieningsbesluit terecht heeft geoordeeld dat in dit geval geen dwangsom is verschuldigd (zie artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.E.C.M. van Roosmalen