ECLI:NL:CBB:2023:742
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van subsidie op nihil in het kader van de TVL-regeling voor COVID-19
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een vennootschap tegen de vaststelling van de TVL-subsidie (Tegemoetkoming Vaste Lasten) door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De vennootschap had voor het eerste kwartaal van 2021 een aanvraag ingediend voor subsidie, maar de minister had deze vastgesteld op nihil. De reden hiervoor was dat de vennootschap niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies, zoals vereist door de regeling. De minister baseerde zijn beslissing op de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting van de vennootschap.
Het College oordeelde dat de keuze van de regelgever om de omzet voor de TVL-regeling te bepalen aan de hand van de aangifte omzetbelasting niet onredelijk is. De vennootschap had betoogd dat de online winkel '[naam 2]' voor doorgeleverde kleding niet meegeteld had mogen worden bij de omzet, maar het College oordeelde dat dit niet mogelijk was. Bovendien werd het gelijkheidsbeginsel besproken; het College stelde vast dat de minister niet verplicht was om een TVL-subsidie te verlenen op basis van werkelijke omzetgegevens, zoals in een eerder geval was gedaan. Het College concludeerde dat de minister de subsidie terecht op € 0,- had vastgesteld, en verklaarde het beroep van de vennootschap ongegrond.