ECLI:NL:CBB:2023:742

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
22/2082
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van subsidie op nihil in het kader van de TVL-regeling voor COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een vennootschap tegen de vaststelling van de TVL-subsidie (Tegemoetkoming Vaste Lasten) door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De vennootschap had voor het eerste kwartaal van 2021 een aanvraag ingediend voor subsidie, maar de minister had deze vastgesteld op nihil. De reden hiervoor was dat de vennootschap niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies, zoals vereist door de regeling. De minister baseerde zijn beslissing op de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting van de vennootschap.

Het College oordeelde dat de keuze van de regelgever om de omzet voor de TVL-regeling te bepalen aan de hand van de aangifte omzetbelasting niet onredelijk is. De vennootschap had betoogd dat de online winkel '[naam 2]' voor doorgeleverde kleding niet meegeteld had mogen worden bij de omzet, maar het College oordeelde dat dit niet mogelijk was. Bovendien werd het gelijkheidsbeginsel besproken; het College stelde vast dat de minister niet verplicht was om een TVL-subsidie te verlenen op basis van werkelijke omzetgegevens, zoals in een eerder geval was gedaan. Het College concludeerde dat de minister de subsidie terecht op € 0,- had vastgesteld, en verklaarde het beroep van de vennootschap ongegrond.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2082
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023

Raadsheer: mr R.W.L. Koopmans

Griffier: mr C.E.C.M. van Roosmalen

Partijen

[naam 1] ,gevestigd te [plaats] , (de vennootschap), voor wie is verschenen mr. T.T.H.J.M. Smits,
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. W. Dam en mr. P. van Veen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat de vennootschap voor het eerste kwartaal van 2021 (subsidieperiode) niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies uit de TVL-regeling voldoet, als wordt uitgegaan van de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting.
2 De regelgever heeft ervoor gekozen de omzet voor de TVL-regeling te bepalen aan de hand van de aangifte omzetbelasting. Het College heeft eerder al geoordeeld dat dit geen onredelijk uitgangspunt is en dat de regeling geen ruimte biedt hiervan af te wijken. Het is dus niet mogelijk de betaling van de online winkel ‘ [naam 2] ’ voor doorgeleverde kleding, die is opgegeven in de aangifte omzetbelasting van de vennootschap, niet mee te nemen bij de omzet voor de subsidieperiode.
3 Het gelijkheidsbeginsel strekt niet zover dat de minister gehouden is een TVL-subsidie te verlenen op grond van de werkelijke omzetgegevens, zoals volgens de vennootschap voor het vierde kwartaal van 2020 wel is gebeurd. Het is immers vaste rechtspraak dat het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat een bestuursorgaan gehouden is een eerder gemaakte fout te herhalen.
4 De minister heeft de TVL-subsidie daarom terecht vastgesteld op € 0,-.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.E.C.M. van Roosmalen