ECLI:NL:CBB:2023:737

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
22/760
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag TVL-subsidie wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor de TVL-subsidie, maar deze aanvraag werd door de minister afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend. De aanvraag voor het tweede kwartaal van 2021 had uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur moeten worden ingediend. De minister had de aanvraag als pro-forma aangemerkt en het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard. De onderneming stelde dat zij niet tijdig kon indienen vanwege een wijziging in haar rechtsvorm en problemen met het verkrijgen van eHerkenning. De minister betoogde echter dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming was om tijdig een aanvraag in te dienen en dat zij op de hoogte had moeten zijn van de sluitingsdatum. Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de te late indiening een dwingende afwijzingsgrond is volgens de TVL-regeling. De omstandigheden die de onderneming aanvoerde, kwamen voor haar rekening en risico. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/760

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. O. Andich en mr. drs. G.O. Hoeksma).

Procesverloop

Met het besluit van 20 oktober 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal (Q2) van 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 10 maart 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 10 juli 2023. Daaraan hebben deelgenomen [naam 2] en
[naam 3] , namens de onderneming, en de gemachtigden van de minister.
Overwegingen
1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8, van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3 De onderneming stelt dat zij begrijpt dat het haar eigen verantwoordelijkheid is om tijdig een aanvraag in te dienen. Haar rechtsvorm is echter op 31 maart 2021 gewijzigd – zij behoorde eerst tot een VOF – en zij beschikte niet over alle kennis die dat met zich bracht. Zij zat met veel vragen en heeft daarover meerdere malen contact gezocht met de RVO. Vervolgens heeft zij op 11 augustus 2021 eHerkenning aangevraagd, maar het aanvraagproces duurde langer dan verwacht. Toen zij op 31 augustus 2021 haar aanvraag wilde doen, bleek dat zij die niet meer kon indienen. Zij meent dat zij, afgezien van de te late aanvraag, wel aan de voorwaarden van de TVL voldoet en is het daarom niet eens met de afwijzende beslissing. Volgens de onderneming is de TVL bedoeld om ondernemingen te steunen en heeft zij die steun vanwege een aanzienlijk omzetverlies ook heel hard nodig.
Standpunt van de minister
4 Volgens de minister komt het te laat verkrijgen van eHerkenning voor rekening en risico van de onderneming. De minister stelt dat van een ondernemer die in aanmerking wil komen voor een TVL-subsidie verwacht mag worden dat hij op de hoogte is van de sluitingsdatum van de aanvraagperiode en van wat er nodig is om de aanvraag te kunnen doen. Die informatie stond onder meer op de website van de minister. De informatie over de benodigde eHerkenning was in Q1 2021 ook al op zijn website te vinden. Indien het indienen van een aanvraag binnen de termijn onmogelijk bleek, had het bovendien op de weg van de onderneming gelegen om tijdig contact op te nemen met de minister.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8, van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL-regelingen voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de onderneming de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid, dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
5.3
Het College ziet geen grond voor het oordeel dat het afwijzen van de aanvraag vanwege de te late indiening daarvan, in dit geval in strijd met het evenredigheidsbeginsel komt. De door de onderneming genoemde omstandigheden waardoor zij niet tijdig een aanvraag heeft ingediend, komen voor haar rekening en risico. De onderneming is zelf verantwoordelijk voor het tijdig verkrijgen van de voor de aanvraag benodigde inloggegevens en het op tijd indienen van de aanvraag. Niet gebleken is dat dat voor haar niet mogelijk was. Toen bleek dat de inloggegevens niet tijdig beschikbaar waren, lag het op de weg van de onderneming om daarover binnen de aanvraagperiode contact op te nemen met de RVO. Dat heeft zij niet gegaan. Daarom hoefde de minister met die omstandigheid bij zijn besluit geen rekening te houden. Dat voor de onderneming niet duidelijk was wat de gevolgen waren van een te late aanvraag, zoals zij op de zitting heeft toegelicht, maakt het voorgaande niet anders. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de onderneming om zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. Uit de TVL volgt duidelijk dat een niet tijdig ingediende aanvraag wordt afgewezen.
5.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, onder a, in samenhang met artikel 2.3.8, eerste en tweede lid, van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de aanvraag tijdig is ingediend
Conclusie
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. D. Uç, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. C.T. Aalbers De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Bijlage

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.3.6., eerste lid aanhef en onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
Artikel 2.3.8.
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met
20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.