In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor de TVL-subsidie, maar deze aanvraag werd door de minister afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend. De aanvraag voor het tweede kwartaal van 2021 had uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur moeten worden ingediend. De minister had de aanvraag als pro-forma aangemerkt en het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard. De onderneming stelde dat zij niet tijdig kon indienen vanwege een wijziging in haar rechtsvorm en problemen met het verkrijgen van eHerkenning. De minister betoogde echter dat het de verantwoordelijkheid van de onderneming was om tijdig een aanvraag in te dienen en dat zij op de hoogte had moeten zijn van de sluitingsdatum. Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de te late indiening een dwingende afwijzingsgrond is volgens de TVL-regeling. De omstandigheden die de onderneming aanvoerde, kwamen voor haar rekening en risico. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.