ECLI:NL:CBB:2023:731

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
22/2609
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd aan taxivervoerder zonder vergunning

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De staatssecretaris had op 19 april 2022 een last onder dwangsom opgelegd aan [naam 1] omdat hij taxivervoer zonder de vereiste vergunning had verricht, in strijd met artikel 76 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000). Het bestreden besluit van 4 november 2022, waarin het bezwaar van [naam 1] ongegrond werd verklaard, leidde tot het beroep van [naam 1]. Tijdens de zitting op 7 november 2023 heeft [naam 1] verklaard dat hij op 9 maart 2022 op Schiphol taxivervoer heeft aangeboden, maar dat dit slechts een vriendendienst was waarvoor hij een vergoeding voor brandstof ontving. De staatssecretaris heeft echter vastgesteld dat [naam 1] op die datum taxivervoer heeft verricht, wat blijkt uit de processen-verbaal van de Koninklijke Marechaussee. Het College heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat [naam 1] de Wp2000 heeft overtreden door taxivervoer aan te bieden zonder vergunning. De opgelegde last onder dwangsom is niet onevenredig en [naam 1] kan de last na een jaar laten opheffen als er geen dwangsom is verbeurd. Het beroep van [naam 1] is ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] ,

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

(gemachtigde: mr. G.H.H. Bisschoff).

Procesverloop

Met een besluit van 19 april 2022 heeft de staatssecretaris [naam 1] een last onder dwangsom opgelegd omdat hij artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) heeft overtreden.
Met een besluit van 4 november 2022 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: M. [naam 1] en [naam 2] als tolk, de gemachtigde van de staatssecretaris en mr. L. van Dijk-Jonkers.

Overwegingen

Inleiding
1. Wachtmeesters van de Koninklijke Marechaussee (verbalisanten) hebben [naam 1] op 9 maart 2022 op Schiphol aangehouden op verdenking van het aanbieden en verrichten van taxivervoer zonder de daarvoor vereiste vergunning. Zij hebben daarvan processen-verbaal opgemaakt. In de processen-verbaal is opgenomen dat zij hebben gezien dat [naam 1] met zijn auto op Schiphol stond en dat twee personen, die hij zakelijk begroette, achterin zijn auto gingen zitten. [naam 1] deed bagage in de auto en reed weg. Verbalisanten hebben hem staande gehouden en onderzocht of sprake was van taxivervoer. Zij zagen op de achterbank twee flesjes water liggen en op de bijrijdersstoel een pinautomaat voor betalingen. Zij zagen in de auto ook een aan beide zijden bedrukt visitekaartje met aan de ene kant een foto van de personenauto van [naam 1] , en tekst in het Pools waaronder ‘ [naam 3] ’. Aan de andere kant een foto van de bestelwagen van [naam 1] en tekst in het Pools. [naam 1] heeft na zijn aanhouding met behulp van een tolk Pools verklaard dat hij een verhuisbedrijf heeft en ook personen vervoert. Het gaat om verhuizingen via uitzendbureaus. Die schakelen hem in om mensen uit Polen en hun bagage - tegen betaling door die mensen zelf - te vervoeren vanaf Schiphol en naar uitzendbureaus. De rit op 9 maart 2022 is volgens [naam 1] tot stand gekomen via zijn Facebookpagina en via een kennis van zijn vriendin die kapster is. De mensen hadden geen vervoer dus belde zij hem. Hij wilde hen naar [plaats 2] brengen. Als ruildienst krijgt zijn vriendin een korting bij die kapster. Dat vervoer was privé, daar heeft hij geen vergunning voor nodig. Hij heeft geen vergunning en heeft die volgens hem ook niet nodig voor zijn verhuisbedrijf, ook niet als hij mensen vervoert. De als getuige gehoorde passagier heeft tegenover een verbalisant in het Engels verklaard dat hij [naam 1] kent via de beautysalon van zijn vrouw. Ze hebben hem gebeld en gevraagd of hij hen kon komen ophalen. Dat deed hij gratis. Wel heeft hij hem € 20,- voor de benzine gegeven.
2 De staatssecretaris heeft [naam 1] met het bestreden besluit een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat [naam 1] geen taxivervoer meer mag aanbieden of verrichten zonder een daartoe verleende vergunning als bedoeld in artikel 76 van de Wp2000. Elke keer dat hij dat wel doet verbeurt hij een dwangsom van € 10.000,- tot een maximum van € 40.000,-.
Beroep
3 [naam 1] ontkent dat hij op 9 maart 2022 taxivervoer heeft verricht. Hij heeft vrienden met zijn auto naar het vliegveld gebracht en heeft daarvoor geen betaling ontvangen anders dan € 20,- voor de brandstof. Dat hebben zij ook tegenover de politie verklaard. Hij heeft een bedrijf dat verhuisvervoer aanbiedt waarvoor hij een bestelwagen gebruikt waarmee hij alleen goederen en geen personen vervoert. Hij kent veel tijdelijke werknemers uit Polen, zijn vrienden uit Polen, die in Nederland geen auto hebben. Hij helpt hen door hen naar het vliegveld of andere plaatsen te brengen. Niet tegen betaling maar hooguit tegen vergoeding van de kosten van brandstof. Dat hij op 9 maart 2022 een pinautomaat bij zich had, was niet omdat hij met taxivervoer in zijn levensonderhoud voorziet, maar omdat hij die uit angst voor diefstal niet in zijn bestelwagen wil laten liggen. Dat er op zijn visitekaartje ‘taxi’ staat, is omdat betaald vervoer van goederen tot 500 kilo in Polen ook wel taxi wordt genoemd, zoals volgens hem blijkt uit de door hem overgelegde pagina uit een Pools woordenboek met in het Pools de betekenis van het woord ‘taxi’. Het visitekaartje is om uit te leggen wat hij doet, te weten het vervoeren van bagage bij verhuizingen. [naam 1] heeft bij zijn beroepschrift twee verklaringen van zijn passagiers op 9 maart 2022 gevoegd waarin staat dat zij niet hebben betaald voor de transfer naar de luchthaven, behalve een vergoeding voor de benzinekosten.
Beoordeling
4.1
Op grond van artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 is het verboden taxivervoer te verrichten zonder daartoe verleende vergunning. Op grond van artikel 75, eerste lid, van de Wp2000 wordt, voor zover hier van belang, met het verrichten van taxivervoer gelijkgesteld het aanbieden van dat vervoer. Onder taxivervoer wordt op grond van artikel 1 van de Wp2000 verstaan: personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer. Op grond van artikel 93, tweede lid, van de Wp2000, in samenhang gelezen met artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is de minister bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen aan degene die artikel 75 of 76 van de Wp2000 overtreedt.
4.2
In artikel 2, vijfde lid, van de Wp2000 is de zogenaamde carpoolbepaling opgenomen. Die houdt in dat de Wp2000 niet van toepassing is op vervoer van personen per auto anders dan openbaar vervoer, indien de som van de betalingen voor dat vervoer de kosten van de auto en eventuele bijkomende kosten voor dat vervoer niet te boven gaat, tenzij vorenstaande wordt verricht in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
5 In dit geding is de vraag aan de orde of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [naam 1] op 9 maart 2022 taxivervoer heeft verricht in de zin van artikel 1 van de Wp2000.
6 Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport van bevindingen, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
7 Het College ziet in wat [naam 1] heeft aangevoerd, als hierna vermeld, geen aanleiding voor het oordeel dat de minister aan de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal, die op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt en ondertekend, had moeten twijfelen.
7.1
[naam 1] heeft in beroep aangevoerd dat hij tegen betaling alleen goederen en geen personen vervoert. Hij heeft screenprints van zijn Facebookpagina overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat hij geen taxivervoer aanbiedt, maar verhuizingen. Hij heeft ter zitting voor het eerst aangevoerd dat hij niet wist dat taxivervoer personenvervoer betekent. Hij heeft de Facebookpagina gemaakt om meer mensen te trekken. Mensen dachten dat hij naar het buitenland vervoerde en hij wilde meer mensen trekken. Nu doet hij dat niet meer. Dat was zijn oude pagina. Hij heeft zijn personenauto verkocht. Hij wil geen strafblad. Hij wist niet dat dat strafbaar is. Hij heeft in zijn beroepschrift over het woord ‘taxi’ op zijn visitekaartje aangevoerd dat in Polen betaald vervoer van goederen tot 500 kilo ‘taxi’ genoemd wordt. Het betoog van [naam 1] dat hij geen personen vervoert vindt echter geen steun in de vertalingen in het Nederlands die de staatssecretaris door een beëdigd vertaler heeft laten maken. Die heeft een tekst uit Wikipedia in het Pools over de betekenis van het woord 'taxi' als volgt vertaald: “Volgens de Poolse wet op het wegverkeer is een taxi een motorvoertuig, gepast uitgerust en gemarkeerd, ontworpen om niet meer dan 9 personen, inclusief de chauffeur, en hun handbagage te vervoeren tegen een vergoeding die wordt bepaald op basis van een taxameter.” Op het visitekaartje in het Pools is blijkens de vertaling onder meer vermeld dat er sprake is van taxi voor [plaats 3] , [plaats 4] (omgeving), [plaats 5] en [plaats 6] en dat er vervoer naar luchthavens, evenementen, ziekenhuizen, ambassades, en voor boodschappen wordt aangeboden. Op de Facebookpagina is vermeld dat er taxivervoer per bus en personenauto wordt aangeboden. Daaruit blijkt dat [naam 1] vervoer van personen per auto tegen betaling aanbiedt. Dat is op grond van artikel 1 van de Wp2000 taxivervoer. Het betoog dat [naam 1] geen taxivervoer aanbiedt slaagt daarom niet.
7.2
Uit de processen-verbaal volgt verder dat [naam 1] op 9 maart 2022 twee personen per auto heeft vervoerd tegen betaling van € 20,-. Anders dan wat [naam 1] , zonder onderbouwing, in zijn beroepschrift betoogt gaat het College er van uit dat het daarbij ging om vervoer vanaf Schiphol naar [plaats 2] . Dit is wat [naam 1] blijkens het proces-verbaal op 9 maart 2022 heeft verklaard en komt overeen met de waarneming van de verbalisanten dat de twee personen op Schiphol in de auto van [naam 1] gingen zitten. Het betoog van [naam 1] dat dat geen taxivervoer was maar een vriendendienst waarvoor hij een vergoeding voor de benzine heeft ontvangen, slaagt niet, nog daargelaten dat die vergoeding te hoog was voor de afstand tussen Schiphol en [plaats 2] . Het College begrijpt dat hij met dit betoog een beroep doet op de carpoolbepaling. Die is bedoeld om het echte carpoolen met vrienden of collega’s van het werk niet onder de vergunningplicht te brengen. Personen die buiten de familie- of collega-sfeer als economische activiteit taxivervoer aanbieden, kunnen geen beroep op doen op deze bepaling (vergelijk de uitspraak van het College van 8 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:450, r.o. 5.3.4). [naam 1] en de als getuige gehoorde passagier hebben tegen de verbalisanten verklaard dat de rit op 9 maart 2022 via Facebook tot stand is gekomen. [naam 1] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de mensen die hij op 9 maart 2022 van Schiphol heeft opgehaald geen vrienden, bekenden of collega’s van hem waren. Dat [naam 1] in zijn beroepschrift iedereen die vanuit Polen naar Nederland komt, ‘zijn vrienden uit Polen’ noemt, en mensen altijd begroet met een handdruk, wat de verbalisanten ten onrechte als zakelijk hebben gezien, helpt hem in dit geding niet. De staatssecretaris heeft het door [naam 1] verrichte vervoer van die mensen terecht niet aangemerkt als carpoolen maar als taxivervoer waarvoor een vergunning vereist is. Het betoog dat [naam 1] geen taxivervoer heeft verricht slaagt daarom evenmin. De onder 5 vermelde vraag moet bevestigend worden beantwoord.
8 Niet is in geschil dat [naam 1] geen taxivergunning had. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat [naam 1] door het aanbieden en verrichten van taxivervoer zonder vergunning artikel 76, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 75, eerste lid, van de Wp2000 heeft overtreden. De staatssecretaris was op grond van artikel 93, tweede lid, van de Wp2000 en artikel 5:32, eerste lid, van de Awb, bevoegd om hem een last onder dwangsom op te leggen om herhaling van die overtreding te voorkomen. Het College acht de last die de staatssecretaris heeft opgelegd niet onevenredig. [naam 1] heeft het zelf in de hand om te voorkomen dat hij een dwangsom verbeurt, door geen taxivervoer te verrichten. Hij kan een jaar na het besluit, als er geen dwangsom is verbeurd, de staatssecretaris om opheffing van de last verzoeken. Dat laatste volgt uit artikel 5:34, tweede lid, van de Awb.
Slotsom
9 Het beroep is ongegrond.
10 De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
w.g. H.S.J. Albers w.g. J.W.E. Pinckaers