ECLI:NL:CBB:2023:66

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
22/756
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in subsidieaanvraag COVID-19

In de zaak tussen [naam 1] en [naam 2] tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 januari 2023 uitspraak gedaan. Het College oordeelde dat het bezwaar van [naam 2] terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de minister, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Het beroep tegen het besluit van 21 juni 2021, waarin de subsidie van [naam 2] op nihil was vastgesteld, werd ongegrond verklaard.

Het College benadrukte dat de bezwaartermijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het bezwaarschrift pas op 19 september 2021 ontvangen, terwijl de termijn op 2 augustus 2021 was verstreken. [naam 2] had geen goede redenen voor de termijnoverschrijding en kon niet aantonen dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden. De minister had alleen kennis van het digitale bezwaarschrift dat buiten de termijn was ingediend.

Het College concludeerde dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen reden was voor een proceskostenvergoeding. Tevens werd opgemerkt dat de minister bij de beoordeling van de omzetgegevens voor TVL-besluiten mag afgaan op de gegevens van de Belastingdienst. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. D. Brugman, met H.L.A. Kleinjans als griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/756
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , [naam 2] ( [naam 2] ), te [plaats] ,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister).

Beslissing

Het College oordeelt dat de minister het bezwaar van [naam 2] terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken is ingediend. Het beroep tegen het besluit van 21 juni 2021 is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 21 mei 2021, waarin de minister de subsidie van [naam 2] op nihil heeft vastgesteld (het TVL-besluit).
De motivering van dit oordeel is als volgt.

Overwegingen

Allereerst merkt het College op dat [naam 2] er terecht op heeft gewezen dat het TVL-besluit is gericht aan [naam 2] en dat het beroep ook is ingesteld namens [naam 2] . Het College heeft de tenaamstelling aangepast.
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het volgende geregeld.
De bezwaartermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid). De bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid). Is een bezwaarschrift buiten de termijn ingediend, dan is het in beginsel nietontvankelijk. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven (artikel 6:11). Dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
Dit betekent het volgende voor de zaak van [naam 2] .
Het TVL-besluit is bekend gemaakt op 21 juni 2021. De bezwaartermijn eindigde dus op 2 augustus 2021. De minister heeft het bezwaarschrift op 19 september 2021 ontvangen. [naam 2] heeft het bezwaarschrift dus niet binnen de daarvoor gestelde termijn van zes weken ingediend.
Naar het oordeel van het College heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat [naam 2] geen goede redenen had voor de termijnoverschrijding.
[naam 2] heeft toegelicht dat er op 24 juni 2021 een bezwaarschrift naar RVO is opgestuurd. Ter zitting heeft hij aangevuld dat hij dit bezwaarschrift op 3 augustus 2021 nogmaals (aangetekend) heeft opgestuurd. Beide bezwaarschriften heeft de minister niet ontvangen. De minister is alleen bekend met het op 19 september 2021 ingediende digitale bezwaarschrift.
Het is aan [naam 2] om aannemelijk te maken dat hij het bezwaarschrift binnen de termijn heeft verzonden. De minister heeft zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt gesteld dat [naam 2] dit niet is gelukt. [naam 2] heeft geen verzendbewijs van het bezwaarschrift van 24 juni 2021. Als het inderdaad zo is dat [naam 2] op 3 augustus 2021 (aangetekend) een bezwaarschrift heeft opgestuurd – daarvan is op dit moment geen bewijs voorhanden – geldt dat dit bezwaarschrift ook een dag te laat zou zijn ingediend. Om die reden heeft het College ervan afgezien [naam 2] nog te vragen of hij bewijs heeft van de aangetekende verzending.
[naam 2] heeft verder geen omstandigheden naar voren gebracht die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Dit betekent dat de minister het bezwaar van [naam 2] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
Ten overvloede en ter voorlichting van [naam 2] merkt het College op dat de minister voor de beoordeling van de omzetgegevens bij TVL-besluiten in beginsel mag en moet afgaan op de gegevens die bekend zijn bij de Belastingdienst.
De uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Brugman, in aanwezigheid van H.L.A. Kleinjans, griffier.
w.g. D. Brugman w.g. H.L.A. Kleinjans