Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2023 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [woonplaats] (maatschap)
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Procesverloop
Overwegingen
1 mei 2015 is toegetreden tot de maatschap. Op grond daarvan mocht de minister ervan uitgaan dat de jonge landbouwer vanaf dat moment ook daadwerkelijke en langdurige zeggenschap had in de maatschap. Vervolgens was het aan de maatschap om – kort gezegd – bij het indienen van de verzamelaanvraag bewijs te leveren dat de jonge landbouwer op een later moment mede belast was met de dagelijkse bedrijfsvoering (artikel 5, vierde lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregel). Dit strookt met artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, van Verordening 809/2014 en artikel 4.2, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling, waaruit volgt dat de inhoud van de verzamelaanvraag de bewijsstukken bevat die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt. Dit bewijs dient dus al bij het indienen van de verzamelaanvraag – uiterlijk 15 mei 2021 – (artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling) te worden geleverd, althans uiterlijk voor het verstrijken van de in
3 februari 2022 bewijsmateriaal heeft overgelegd. Daarmee kon en hoefde de minister bij de beoordeling van de aanvraag dus geen rekening te houden (vergelijk de uitspraak van het College van 26 april 2017,ECLI:NL:CBB:2017:132).