ECLI:NL:CBB:2023:651

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
22/889 en 22/2526
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen van kennisneming van persoonsgegevens in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2023 de minister van Economische Zaken en Klimaat verzocht om informatie over de communicatie tussen de minister en de Belastingdienst met betrekking tot twee zaken. De minister heeft op 10 oktober 2023 vertrouwelijke e-mails overgelegd, waarbij hij verzocht om beperking van de kennisneming van deze e-mails door de betrokken partijen. De e-mails bevatten informatie over medewerkers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Belastingdienst, waarvan de namen zijn weggelakt.

De rechter-commissaris heeft op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beslissing genomen over de gerechtvaardigdheid van de beperking van de kennisneming. Hierbij zijn de belangen van de betrokken partijen tegen elkaar afgewogen. De minister stelde dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers van de RVO en de Belastingdienst in het geding was. De ondernemer, die betrokken was bij de procedure, hechtte echter belang aan het kennen van de persoonsgegevens van de medewerkers van de RVO.

De rechter-commissaris oordeelde dat de beperking van de kennisneming van de persoonsgegevens van de medewerkers van de Belastingdienst gerechtvaardigd was, omdat deze medewerkers niet bij de procedure betrokken waren. Voor de medewerkers van de RVO was de beperking niet gerechtvaardigd, omdat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom hun persoonsgegevens vertrouwelijk moesten blijven. De rechter-commissaris heeft de minister verzocht om binnen een week een nieuwe versie van de e-mails aan te leveren, waarbij de persoonsgegevens van de RVO-medewerkers niet meer vertrouwelijk zijn.

De beslissing van de rechter-commissaris is van belang voor de transparantie in bestuursrechtelijke procedures en de afweging van privacybelangen tegen het recht op informatie.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/889 en 22/2526
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] (de ondernemer)

(gemachtigde: mr. [naam 2] )
en

de minister van Economische Zaken en klimaat

(gemachtigde: mr. M. van den Brink)

Procesverloop

Het College heeft op 12 september 2023 aan de minister gevraagd om alle beschikbare informatie die betrekking heeft op de communicatie tussen de minister en de Belastingdienst over deze zaken in te dienen.
Op 10 oktober 2023 heeft de minister deze informatie overgelegd. Daarbij heeft hij in één bijlage de vertrouwelijke versie van een aantal e-mails met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bijgevoegd. Over deze e-mails heeft de minister meegedeeld dat uitsluitend het College kennis hiervan zal mogen nemen. Het gaat om e-mails tussen medewerkers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Belastingdienst van 1, 6 en 8 juni 2022, 21 en 23 februari 2023 en 8, 13, 14, 15, 16 en 21 juni 2023 (de e-mails). In deze e-mails zijn de namen van de medewerkers van RVO en de Belastingdienst weggelakt.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2 Bij deze beslissing moet de rechter-commissaris belangen tegen elkaar afwegen. Aan de ene kant speelt hierbij het belang dat partijen beschikken over dezelfde voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Aan de andere kant kan kennisneming van bepaalde gegevens door de ene partij het belang van een of meer andere partijen onevenredig schaden, terwijl de minister er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft.
3 De minister heeft als reden voor de beperking van de kennisneming van de e-mails gegeven de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de medewerkers van de RVO en de Belastingdienst die de e-mails verzonden en ontvangen hebben.
4 De ondernemer heeft meegedeeld dat hij er in ieder geval belang aan hecht om de persoonsgegevens te kennen van de medewerkers van RVO die contact hebben gehad met medewerkers van de Belastingdienst.
5 Wat betreft de persoonsgegevens van de medewerkers van de RVO geldt dat de betreffende personen uit hoofde van hun functie betrokken zijn bij deze procedure. In dat geval kan de minister niet volstaan met een algemene mededeling over de bescherming van de levenssfeer. Artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht neemt immers volledige kennisneming als uitgangspunt, waarop alleen een uitzondering gemaakt kan worden als er sprake is van zwaarwegende belangen voor beperking van de kennisneming. De minister heeft niet concreet en op de persoon toegespitst gemotiveerd waarom de persoonsgegevens van zijn medewerkers in dit geval vertrouwelijk moeten blijven. Daarom heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken medewerkers moeten prevaleren boven het belang van volledige kennisname van de stukken. Op dit punt is beperking van de kennisneming van de e-mails niet gerechtvaardigd.
6 Wat betreft de persoonsgegevens van de medewerkers van de Belastingdienst oordeelt de rechter-commissaris dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de e-mails gerechtvaardigd is. Daarbij acht de rechter-commissaris van belang dat deze medewerkers niet bij de procedure zijn betrokken. Om die reden zou kennisneming van deze informatie door alle partijen tot een onevenredig nadeel voor betrokkenen kunnen leiden en een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer tot gevolg kunnen hebben. De rechter-commissaris heeft verder meegewogen het belang van de minister om ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft.
7 Voor zover de rechter-commissaris de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd oordeelt (voor de persoonsgegevens van medewerkers van de Belastingdienst), kan het College alleen met toestemming van de andere partij mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. De rechter-commissaris verzoekt daarom aan de ondernemer om binnen een week na deze beslissing schriftelijk kenbaar te maken of hij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de e-mails, voor zover het betreft de persoonsgegevens van medewerkers van de Belastingdienst en voor zover hij deze stukken niet kent, uitspraak doet op het beroep.
8 Voor zover de rechter de beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd oordeelt (voor de persoonsgegevens van medewerkers van de RVO) stuurt hij de e-mails terug aan de minister. De minister is verplicht deze stukken in te sturen en moet binnen een week na de verzending van deze beslissing een nieuwe versie van deze stukken aan het College en de andere partij toe te sturen. Stuurt de minister een of meer stukken niet in, dan kan het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die het geraden voorkomen.

Beslissing en vervolgstappen

De rechter-commissaris:
- beslist, voor zover het gaat om persoonsgegevens van medewerkers van de Belastingdienst, dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de onder het procesverloop genoemde e-mails gerechtvaardigd is;
- verzoekt de ondernemer om binnen een week na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of hij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van deze e-mails uitspraak doet op het beroep, voor zover hij deze stukken niet kent.
- beslist, voor zover het gaat om persoonsgegevens van medewerkers van de RVO, dat de gevraagde beperking van de kennisneming van de onder het procesverloop genoemde e-mails niet gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat deze e-mails worden teruggestuurd aan de minister;
- verzoekt de minister binnen een week na heden een nieuwe versie van de e-mails aan het College en de andere partij toe te sturen.
Aldus genomen door mr. D. Brugman, in tegenwoordigheid van mr. M.B. van Zantvoort als griffier, op 20 november 2023.
w.g. D. Brugman w.g. M.B. van Zantvoort